ECLI:NL:RBDHA:2024:5478

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
NL24.3180
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Ketelaars - Mast
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse vrouw op basis van seksuele gerichtheid en mensenhandel

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van een Nigeriaanse vrouw tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. De eiseres, die op 8 december 2020 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel indiende, stelt dat zij biseksueel is en dat zij slachtoffer is van mensenhandel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft haar aanvraag op 3 januari 2024 afgewezen, waarbij hij de geloofwaardigheid van haar verklaringen in twijfel trok. De rechtbank heeft op 2 april 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel de eiseres als haar gemachtigde en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van de eiseres, maar dat de door haar gestelde seksuele gerichtheid en de daaruit voortvloeiende problemen ongeloofwaardig zijn. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft gesteld dat de eiseres wisselend heeft verklaard over haar geaardheid en dat zij niet overtuigend heeft aangetoond hoe haar seksuele gerichtheid zich verhoudt tot haar land van herkomst. Bovendien heeft de rechtbank vastgesteld dat de staatssecretaris de verklaringen van de eiseres over mensenhandel ook ongeloofwaardig heeft geacht, waardoor de vrees voor represailles bij terugkeer naar Nigeria niet aannemelijk is gemaakt.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris in stand blijft. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.3180

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. D. de Vries),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. S.J. de Vries).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres. Eiseres stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum]. Zij heeft op 8 december 2020 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 3 januari 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
1..2 De rechtbank heeft het beroep op 2 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris. Tevens was een tolk aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de ongegrondverklaring van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eisers heeft verklaard dat zij [naam] heet, geboren is op [geboortedatum] en de Nigeriaanse nationaliteit heeft. Eiseres heeft verklaard dat zij sinds 2013 biseksueel is. Ze is hierachter gekomen door de relatie met [naam 2] met wie betrokkene tot 2015 een relatie had. Op een middag in 2015 werd ze thuis door haar vader betrapt toen ze [naam 2] aan het aanraken, strelen en zoenen was. Dit heeft haar vader aan [naam 3], de vader van [naam 2], gemeld en uiteindelijke is [naam 3] ontslagen als [beroep] omdat hij hier niets mee deed. Vanwege het geroddel en omdat de gemeenschap haar uitlachte over het incident en omdat zij zich schaamde, besloot ze met behulp van [naam 4] om op 25 februari 2017 Nigeria te verlaten.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst
2. Betrokkene is biseksueel
3. Betrokkene is een alleenstaande vrouw
4. Verwachte problemen met betrekking tot vrouwenbesnijdenis
5. Slachtoffer mensenhandel
De staatssecretaris stelt zich over element 1. op het standpunt dat eiseres haar identiteit niet met documenten heeft aangetoond. Voor deze procedure houdt de staatssecretaris de door eiseres genoemde persoonsgegevens aan. Over de elementen 2., 3., 4. en 5. stelt de staatssecretaris zich op het standpunt dat hij deze ongeloofwaardig acht. Deze worden niet verder getoetst. De staatssecretaris heeft daartoe - voor zover hier van belang - overwogen dat eiseres wisselend, summier en in algemene bewoordingen heeft verklaard over haar geaardheid - daarnaast verklaart zij gedetailleerder en specifieker over mannen dan over vrouwen - en haar proces van bewustwording. Er is rekening gehouden met het referentiekader van eiseres door onder meer eenvoudige vragen te stellen, door te vragen en aan te sluiten op de verklaringen van eiseres. Voorts is rekening gehouden met het referentiekader doordat de staatssecretaris eiseres niet tegenwerpt dat zij geen uitgebreide kennis heeft van LHBTI-kwesties in haar land van herkomst dan wel hier in Nederland. Evenmin kan van haar worden verwacht gedetailleerde verklaringen af te leggen over haar seksuele geaardheid, echter eiseres dient wel middels gedetailleerde en persoonlijke verklaringen aannemelijk te maken hoe zij tot de ontdekking is gekomen dat zij biseksueel is, hoe dat voor haar voelde en wat haar in bepaalde personen aantrok. Eiseres is hierin niet geslaagd, aldus de staatssecretaris. Eiseres heeft verklaard dat zij geen feitelijke problemen heeft ondervonden vanwege biseksualiteit. Het was bekend bij haar ouders en naasten. Eiseres werd enkel door haar gemeenschap uitgelachen en er werd over haar geroddeld.
De staatssecretaris concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen.
6. Eiseres stelt zich op het standpunt dat uit het besluit niet blijkt op welke manier de staatssecretaris in de beoordeling, besluitvorming rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiseres. Bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van geaardheid dient rekening te worden gehouden met het referentiekader (opleidingsniveau, leeftijdsfase, cultuur, afkomst etc.). Eiseres wijst op de uitspraak van de Raad van state van 26 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1622, waarin de Afdeling aangeeft dat de staatssecretaris kenbaar moet motiveren dat rekening is gehouden met de culturele achtergrond of het opleidingsniveau. Alles in onderlinge samenhang bezien kan niet tot de conclusie gekomen worden dat de seksuele gerichtheid van eiseres ongeloofwaardig wordt geacht. De gestelde seksuele geaardheid van eiseres moet dan ook geloofwaardig geacht worden. Het asielrelaas dient dan ook als zodanig beoordeeld te worden. Het feit dat de aangifte van eiseres omtrent mensenhandel is afgewezen omdat er geen strafvervolging kan plaatsvinden maakt niet dat eiseres geen slachtoffer is geweest van mensenhandel. Dit zijn twee totaal verschillende zaken. Niet op grond hiervan kan geconcludeerd worden dat het ongeloofwaardig is dat eiseres slachtoffer is geweest van mensenhandel. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres de hiervoor vermelde standpunten herhaald. Eiseres is bang voor represailles. Eiseres stelt dat zij bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico loopt op ernstige schade vanwege represailles door de mensenhandelaren. Wat betreft mensenhandel verschilt het Ambtsbericht 2023 wezenlijk van het vorige algemeen ambtsbericht Nigeria van maart 2021, dat de staatssecretaris bij zijn besluitvorming heeft betrokken. In het ambtsbericht van 2023 staat echter dat alle geraadpleegde bronnen aangaven dat slachtoffers van mensenhandel het risico lopen op represailles. Eiseres stelt dan ook dat uitgegaan dient te worden van haar seksuele geaardheid en beoordeeld dient te worden of zij daardoor problemen zal ondervinden bij een eventuele terugkeer naar haar land van herkomst.
Eiseres is van mening dat zij op grond hetgeen zij naar voren heeft gebracht in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel op grond van vluchtelingschap. Gezien het bovengenoemde is eiseres tevens van mening dat er sprake is van schending van artikel 3 van het EVRM.
Seksuele gerichtheid
9 Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris in het voornemen, het bestreden besluit, zijn verweerschrift en in zijn toelichting ter zitting kenbaar het referentiekader van eiseres betrokken, een en ander in lijn met WI 2019/17 en WI 2014/10. [1] De staatssecretaris heeft tot uitgangspunt genomen dat eiseres zich sinds 2013 bewust is geworden van haar seksuele gerichtheid en dat zij twee relaties heeft gehad met een vrouw. Ook heeft de staatssecretaris rekening gehouden met het feit dat eiseres geen onderwijs heeft genoten, en uit Nigeria komt, een land waar homo- biseksualiteit taboe is. De staatssecretaris heeft ter zitting verduidelijkt dat ondanks het opleidingsniveau en de achtergrond van eiseres, van haar wel verwacht kan worden dat ze iets verklaart. Het is de rechtbank verder gebleken dat tijdens de gehoren aan eiseres is aangegeven dat zij om verduidelijking kon vragen als zij een vraag niet begreep en dat dit ook daadwerkelijk is gebeurd en vragen op een andere manier zijn gesteld. Deze omstandigheden in aanmerking genomen heeft de staatssecretaris naar het oordeel van de rechtbank voldoende rekening gehouden met haar referentiekader.
10. De rechtbank overweegt dat bij de vraag of de seksuele gerichtheid aannemelijk is het zwaartepunt ligt bij het persoonlijke, authentieke verhaal dat een vreemdeling vertelt over en vanuit zijn eigen ervaringen. [2] Als een vreemdeling afkomstig is uit een land waar LHBTI-gerichtheid niet wordt geaccepteerd en zelfs strafbaar is, mag van een vreemdeling worden verwacht dat hij inzicht kan geven in een denkproces over wat het betekent om anders te zijn dan de maatschappij of wet verlangt en hoe hij daar invulling aan geeft. [3]
11. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door eiseres gestelde seksuele gerichtheid en de daaruit voortvloeiende problemen op basis van de verklaringen van eiseres ongeloofwaardig worden geacht. De staatssecretaris heeft niet ten onrechte overwogen dat eiseres wisselend heeft verklaard over haar geaardheid, dat eiseres vaag en summier verklaart over haar proces van bewustwording, dat eiseres niet duidelijk heeft gemaakt hoe deze geaardheid zich verhoudt tot het land van herkomst. Hiermee heeft de staatssecretaris tot het oordeel mogen komen dat de gestelde seksuele gerichtheid van eiseres ongeloofwaardig is.
12. Nu de staatssecretaris de gestelde seksuele gerichtheid van eiseres niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht, volgt de rechtbank eiseres evenmin in haar stelling dat zij vanwege die gestelde seksuele gerichtheid geen steun zal kunnen krijgen van haar familie bij terugkeer naar Nigeria. Daarbij komt dat eiseres zelf heeft verklaard dat haar familie op de hoogte was van haar gestelde biseksualiteit sinds de betrapping in 2015 en zij in 2017 pas Nigeria verlaten heeft zonder dat zij problemen (behoudens roddel en uitgelachen worden door anderen dan haar familie) heeft ervaren.
Mensenhandel
13. Hoewel uit het ambtsbericht blijkt dat men in het geval van mensenhandel bij terugkeer naar Nigeria een risico loopt op represailles is dit op zichzelf onvoldoende om aan te nemen dat zo’n situatie ook op eiseres van toepassing zal zijn. De staatssecretaris heeft allereerst niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiseres slachtoffer is van mensenhandel. De staatssecretaris heeft eiseres niet ten onrechte voorgehouden dat zij tegenstrijdig en vaag heeft verklaard over de manier van in contact komen van de betrokkenen (onder meer [naam 4]), over het adres waar zij gedwongen heeft verbleven en met wie, en de reden waarom eiseres slachtoffer is geworden van mensenhandel (gedwongen huwelijk en niet), over het verschuldigde bedrag en de aflossing daarvan. Omdat de staatssecretaris het relaas over mensenhandel ongeloofwaardig heeft mogen vinden, gaat het beroep van eiseres op jurisprudentie (en het ambtsbericht) niet op. Aangezien in deze zaak niet geloofwaardig wordt geacht dat eiseres slachtoffer is van mensenhandel, komt de rechtbank dus niet toe aan de beoordeling van de vrees die daarop zou volgen. De verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling treft daarom geen doel. Deze omstandigheden maken dat de rechtbank van oordeel is dat niet is gebleken dat eiseres bij terugkeer naar Nigeria te vrezen zal hebben voor een situatie strijdig met artikel 3 van het EVRM noch dat zij vluchteling is in het kader van het Vluchtelingenverdrag.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. Tijnagel, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.WI 2014/10 Inhoudelijke beoordeling (asiel), 1 januari 2015
2.Zie de uitspraak van de Afdeling van 24 november 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2615).
3.Zie de uitspraak van de Afdeling van 19 februari 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:556).