ECLI:NL:RBDHA:2024:5632

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
NL24.928
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot rechtmatig verblijf

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. S. Oukil, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij haar aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) op 8 januari 2024 was afgewezen. De voorzieningenrechter heeft de partijen toestemming gegeven om de zaak zonder zitting af te doen.

De voorzieningenrechter overweegt dat op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. In een brief van 1 maart 2024 heeft de verweerder aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, waardoor rechtmatig verblijf voor verzoekster ontstaat. Aangezien partijen het erover eens zijn dat verzoekster niet uitgezet dient te worden, heeft de voorzieningenrechter het verzoek toegewezen en de uitzetting verboden tot vier weken na de beslissing op het bezwaar.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter verweerder veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 875,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Tevens is bepaald dat verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht van € 187,- dient te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.928
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster V-nummer: [V nummer]

(gemachtigde: mr. S. Oukil), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: A.J. Philipse).

Procesverloop

Bij besluit van 8 januari 2024 heeft verweerder de aanvraag van verzoekster om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) afgewezen.
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Partijen hebben de voorzieningenrechter toestemming gegeven om de zaak zonder zitting af te doen.

Overwegingen

Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan – onder meer – wanneer voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Verweerder heeft in een brief van 1 maart 2024 laten weten dat hij zich niet verzet tegen toewijzing van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening waardoor rechtmatig verblijf ontstaat.
Nu partijen het er over eens zijn dat van uitzetting van verzoekster behoort te worden afgezien, wijst de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening toe en verbiedt de uitzetting tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist.
4. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en een wegingsfactor 1).
5. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter tevens dat verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- verbiedt verweerder verzoekster uit Nederland te verwijderen tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 875,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 187,- te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.M.A.F.C. Lienaerts, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
22 maart 2024

Documentcode: [Documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.