6.1.Daarnaast is de staatssecretaris van mening dat eiser een ernstig gevaar voor de openbare orde vormt, omdat hij geen feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die op dit punt afbreuk kunnen doen aan het bestreden besluit. Eiser wordt gevolgd in zijn standpunt over artikel 6.5a, vijfde lid, van het Vb 2000, echter niet voor zover daaraan de conclusie wordt verbonden dat de situatie van eiser daar niet onder valt. De staatssecretaris merkt op dat de opsomming in dit artikel niet limitatief noch cumulatief is. Aangezien eiser is veroordeeld voor misdrijven op grond van de artikelen 350 (vernieling) 266, 267 (belediging van beroepsbeoefenaars politie), en 285 (geweld tegen beroepsbeoefenaars politie) van het Wetboek van Strafrecht, en de opgelegde ISD-maatregel tussentijds is verlengd, is volgens de staatssecretaris voldaan aan de voorwaarden om een zwaar inreisverbod op te leggen.
7. Het toepasselijke toetsingskader is opgenomen in de bijlage, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich op het standpunt kunnen stellen dat in het geval van eiser nog steeds sprake is van een werkelijk, actueel en voldoende ernstig gevaar voor de openbare orde. De stelling van eiser dat uit zijn gedrag zou volgen dat hij geen gevaar of bedreiging meer vormt, is niet nader onderbouwd en kan ook niet worden gevolgd, gelet op het voorgaande. Dat de feiten waarvoor eiser is veroordeeld niet vallen onder één van de gevallen die zijn opgesomd in artikel 6.5, vijfde lid van het Vb 2000, hoeft hier evenmin een belemmering te zijn. Zoals de staatssecretaris in het verweerschrift terecht heeft opgemerkt, betreft dit een opsomming die niet-limitatief, noch cumulatief is. Ook buiten de opgesomde gevallen kan op grond van paragraaf A4/2.3 van de Vreemdelingencirculaire (Vc 2000) worden besloten tot een zwaar inreisverbod. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris voldoende gemotiveerd dat in het geval van eiser sprake is van een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging van de openbare orde die een fundamenteel belang van de samenleving aantast. Zo is terecht bij de beoordeling betrokken dat de strafrechter bij vonnissen van 26 april 2022 en 15 maart 2023 heeft geoordeeld dat de ISD-maatregel moet worden voortgezet, dat eiser voor de duur van twee jaren vrijheidsontneming is opgelegd vanwege de dreiging die van hem uitgaat en dat hij niet als vrij man heeft laten zien dat hij zijn leven heeft gebeterd. Met de staatssecretaris is de rechtbank van oordeel dat aan het actualiteitsvereiste is voldaan en dat niet is gebleken van een positieve gedragsverandering. De rechtbank wijst erop dat uit vaste rechtspraak van de ABRvS volgt dat het enkele feit dat de vreemdeling geen negatief gedrag heeft vertoond in de penitentiaire inrichting, niet betekent dat dit in de vrije maatschappij ook zo zal zijn.
Persoonlijke omstandigheden en artikel 8 van het EVRM
9. Eiser voert aan dat hij in Nederland privé- en gezinsleven heeft opgebouwd, zoals bedoeld in artikel 8 EVRM. Volgens hem heeft de staatssecretaris dit onvoldoende meegewogen in de belangenafweging. Eiser heeft zijn leven grotendeels in Nederland doorgebracht. Zijn twee kinderen en hun moeder hebben allen de Nederlandse nationaliteit en wonen allemaal in Nederland. De binding met Nederland is inmiddels veel sterker dan de banden met Suriname, aldus eiser. Hoewel eiser op dit moment de Surinaamse nationaliteit bezit, is hij ex-Nederlander en heeft hij sterke binding met de Nederlandse cultuur. Hij heeft geen inkomsten omdat hij in Nederland geen arbeid mag verrichten. In Suriname heeft hij geen netwerk. Het zou van onevenredige hardheid getuigen om van hem te vergen om op zijn leeftijd opnieuw te beginnen in Suriname, aldus eiser. Bovendien is sprake van medische problematiek. Eiser heeft een stoma en er is sprake van artrose in zijn heup en onderrug. Medische zorg in Suriname is voor hem niet toegankelijk. Eiser voert aan dat sprake is van zwaarwegende, individuele omstandigheden met betrekking tot artikel 8 van het EVRM en het evenredigheidsbeginsel, die onvoldoende bij het bestreden besluit zijn betrokken. Daarnaast maakt volgens eiser de relatieve aard en ernst van de strafbare feiten waarvoor hij veroordeeld is dat de duur van het inreisverbod moet worden ingekort. Bovendien is eiser van mening dat zijn persoonlijke omstandigheden dermate zijn dat de belangenafweging in zijn voordeel had moeten uitvallen.