ECLI:NL:RBDHA:2024:5646
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag
In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Syrische nationaliteit, op 16 juni 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Op 18 december 2023 heeft eiser de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Vervolgens heeft eiser op 3 januari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft zijn aanvraag op 16 juni 2023 ingediend, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden eindigde op 16 december 2023. Echter, door de inwerkingtreding van het WBV 2023/3 is de beslistermijn met negen maanden verlengd voor asielaanvragen ingediend tussen 1 januari 2023 en 1 januari 2024.
De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak op 11 april 2024 geoordeeld dat de staatssecretaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van een situatie die een verlenging van de beslistermijn rechtvaardigde. De rechtbank ziet geen aanleiding om van dit oordeel af te wijken, waardoor de ingebrekestelling van 18 december 2023 prematuur is ingediend. Het beroep voldoet daarom niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. De rechtbank verklaart het beroep kennelijk niet-ontvankelijk en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.