ECLI:NL:RBDHA:2024:5659

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
24.111
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag

Op 11 januari 2024 heeft opposante beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 24 september 2022. De rechtbank verklaarde bij uitspraak van 11 april 2023 het beroep niet-ontvankelijk. Tegen deze uitspraak heeft opposante verzet ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzet gegrond is en doet uitspraak zonder zitting. De rechtbank heeft in de beroepszaak zonder zitting uitspraak gedaan, omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank concludeert dat het beroepschrift te vroeg zou zijn ingediend, maar na beoordeling van de argumenten van opposante blijkt dat het beroepschrift tijdig is ingediend. De rechtbank oordeelt dat de eerdere uitspraak ten onrechte is gedaan en verklaart het verzet gegrond. De buiten-zittinguitspraak vervalt en het onderzoek wordt hervat in de stand waarin het zich bevond voor de eerdere uitspraak. Tevens veroordeelt de rechtbank de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in de proceskosten van opposante, vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van M.A. Postma, griffier. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.1110 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[naam], opposante,

geboren op [geboortedatum],
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R. Balkenende).

Inleiding

Opposante heeft op 11 januari 2024 beroep ingediend vanwege het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 24 september 2022. Bij uitspraak van 11 april 2023 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposante heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld. Bij de voorbereiding van het verzet heeft de rechtbank vastgesteld dat het verzet gegrond dient te worden verklaard. De rechtbank doet daarom uitspraak zonder zitting. [1]

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat het beroepschrift 1 dag te vroeg zou zijn ingediend, gelet op de termijn van de ingebrekestelling van 27 december 2023.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of in de buiten-zittinguitspraak terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. Opposante voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat onduidelijk is waarom het beroepschrift te vroeg is ingediend, nu de termijn voor verweerder om te beslissen op 10 januari 2024 is geëindigd. Het beroepschrift is vervolgens op 11 januari 2024 ingediend. In de uitspraak is onvoldoende zijn aangegeven waarom de termijn van 14 dagen niet zou zijn verstreken op het moment van indienen van het beroepschrift.
4. Uit artikel 6:12 lid 2 sub b van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat een beroepschrift kan worden ingediend, zodra twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is. Opposante heeft geopposeerde op 27 december 2023 per fax in gebreke gesteld. De termijn van de ingebrekestelling liep dus van 28 december 2023 tot en met 10 januari 2024. Het beroepschrift van 11 januari 2024 is dan ook tijdig en niet prematuur ingediend.
5. Uit wat opposante heeft aangevoerd, volgt dat de rechtbank in de buiten-zittinguitspraak ten onrechte heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk, dus buiten redelijke twijfel, niet-ontvankelijk was. Het verzet is gegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak vervalt en de rechtbank het onderzoek hervat in de stand waarin dat zich bevond voordat die buiten-zittinguitspraak werd gedaan.
6. De rechtbank veroordeelt de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in de door opposante gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (0,5 punt voor het indienen van het verzetschrift met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van M.A. Postma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 8:55, vierde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)