ECLI:NL:RBDHA:2024:5663
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke boete op grond van de Geneesmiddelenwet wegens verkoop zonder handelsvergunning en medische claims
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 11 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen een bestuurlijke boete op grond van de Geneesmiddelenwet (Gnw) behandeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. P.A. Caljé, heeft een boete van € 6.412,50 opgelegd gekregen omdat hij een product, talbina, op zijn website als geneesmiddel heeft gepresenteerd en verkocht zonder de vereiste handelsvergunning. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, vertegenwoordigd door mr. C.M. Nijland en mr. I. Renkema, heeft deze boete opgelegd na een inspectie door de NVWA op 24 maart 2022, waaruit bleek dat eiser medische claims maakte zonder de juiste vergunningen.
Eiser betwist de boete en stelt dat het handhavend optreden van verweerder in strijd is met zijn recht op godsdienstvrijheid, aangezien de claims op zijn website voortkomen uit religieuze teksten. Hij vraagt de rechtbank om te oordelen over de rechtvaardigheid van de handhaving in het licht van zijn geloofsovertuigingen. De rechtbank overweegt dat godsdienstige uitingen soms ook als medische claims kunnen worden geïnterpreteerd en dat de presentatie van het product als geneesmiddel een overtreding van de Gnw vormt.
De rechtbank concludeert dat de opgelegde boete in lijn is met het beleid van verweerder en dat de omstandigheden van de overtreding, waaronder eerdere waarschuwingen, niet leiden tot een matiging van de boete. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond, waarbij wordt benadrukt dat de bescherming van de volksgezondheid voorop staat en dat de claims van eiser een risico voor consumenten kunnen vormen.