ECLI:NL:RBDHA:2024:5909

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
AWB - 23 _ 271
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Parkeerbelasting en de betekenis van maximale aanmeldduur versus maximale parkeerduur

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde N.G.A. Voorbach, had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag die was opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag. De naheffingsaanslag was opgelegd omdat de auto van eiseres op 18 juni 2022 langer dan de toegestane maximale aanmeldduur van 60 minuten geparkeerd stond zonder dat parkeerbelasting was voldaan.

Tijdens de zitting op 8 februari 2024 heeft eiseres betoogd dat zij geen parkeerbelasting verschuldigd was, omdat de maximale parkeertijd 60 minuten was en zij niet verplicht was om voor de tijd daarna nog parkeerbelasting op aangifte te voldoen. Eiseres verwees naar een arrest van de Hoge Raad van 11 maart 2022, waarin een vergelijkbare kwestie aan de orde was. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. G.A. de Jong, stelde echter dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd.

De rechtbank overwoog dat de maximale aanmeldduur iets anders is dan de maximale parkeerduur. De rechtbank concludeerde dat eiseres wel degelijk verplicht was om voor het parkeren na het eerste uur opnieuw parkeerbelasting op aangifte te voldoen. Aangezien eiseres dit niet had gedaan, terwijl haar auto nog steeds geparkeerd stond op een plek waar alleen tegen betaling mocht worden geparkeerd, oordeelde de rechtbank dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 23/271

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

22 februari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , wonende te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: N.G.A. Voorbach),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 7 december 2022 op het bezwaar van eiseres tegen de aan eiseres opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 februari 2024.
Namens eiseres is mr. A. Khadri, kantoorgenoot van de gemachtigde, verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.A. de Jong.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Op zaterdag 18 juni 2022 om 17:12 uur stond de auto van eiseres (de auto) geparkeerd op de [straatnaam] ter hoogte van [nummer] te Den Haag (de locatie). De locatie is door burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag aangewezen als een plaats waar mag worden geparkeerd met een geldige parkeervergunning of tegen betaling van parkeerbelasting met een maximale aanmeldduur van 60 minuten. Op het in de naheffingsaanslag vermelde tijdstip stond de auto daar langer dan een uur.
2. Tijdens een controle op genoemd tijdstip is geconstateerd dat de auto geparkeerd stond zonder dat parkeerbelasting was voldaan dan wel geparkeerd was zonder geldige parkeervergunning. Naar aanleiding daarvan is aan eiseres de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd.
3. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
4. Eiseres stelt dat zij geen parkeerbelasting is verschuldigd aangezien de maximale parkeertijd 60 minuten is en zij niet gehouden was om voor de tijd daarna nog parkeerbelasting op aangifte te voldoen. Eiseres verwijst hierbij naar het arrest van de Hoge Raad van 11 maart 2022, ECLI:NL:HR:2022:346 (het arrest).
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
6. Artikel 225, aanhef en eerste lid, van de Gemeentewet bepaalt dat in het kader van de parkeerregulering een belasting kan worden geheven ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij of krachtens de belastingverordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze.
7. In dit geval hebben burgemeester en wethouders van Den Haag krachtens de Verordening parkeerregulering en parkeerbelasting Den Haag 2022 bepaald dat op de [straatnaam] tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd voor een maximale aanmeldduur van 60 minuten.
8. De rechtbank is van oordeel dat een maximale aanmeldduur iets anders is dan een maximale parkeerduur. Anders dan in het arrest was eiseres wel gehouden voor het parkeren na het eerste uur opnieuw parkeerbelasting op aangifte te voldoen. Dit was technisch ook mogelijk. Nu eiseres dat niet heeft gedaan, terwijl de auto ook toen nog geparkeerd stond op een plek waar op dat moment enkel tegen betaling mocht worden geparkeerd, is de naheffingsaanslag terecht opgelegd.
9. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond verklaard.
10. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.G. Scholten, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.R.M. Dekker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
22 februari 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.
Verder vermeldt u ten minste het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).