ECLI:NL:RBDHA:2024:5909
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Parkeerbelasting en de betekenis van maximale aanmeldduur versus maximale parkeerduur
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde N.G.A. Voorbach, had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag die was opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag. De naheffingsaanslag was opgelegd omdat de auto van eiseres op 18 juni 2022 langer dan de toegestane maximale aanmeldduur van 60 minuten geparkeerd stond zonder dat parkeerbelasting was voldaan.
Tijdens de zitting op 8 februari 2024 heeft eiseres betoogd dat zij geen parkeerbelasting verschuldigd was, omdat de maximale parkeertijd 60 minuten was en zij niet verplicht was om voor de tijd daarna nog parkeerbelasting op aangifte te voldoen. Eiseres verwees naar een arrest van de Hoge Raad van 11 maart 2022, waarin een vergelijkbare kwestie aan de orde was. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. G.A. de Jong, stelde echter dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd.
De rechtbank overwoog dat de maximale aanmeldduur iets anders is dan de maximale parkeerduur. De rechtbank concludeerde dat eiseres wel degelijk verplicht was om voor het parkeren na het eerste uur opnieuw parkeerbelasting op aangifte te voldoen. Aangezien eiseres dit niet had gedaan, terwijl haar auto nog steeds geparkeerd stond op een plek waar alleen tegen betaling mocht worden geparkeerd, oordeelde de rechtbank dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.