ECLI:NL:RBDHA:2024:5926

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
09/249267-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van wapenbezit en witwassen; veroordeling voor het voorhanden hebben van 52 kilo cocaïne

Op 23 april 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van 52 kilo cocaïne, wapenbezit en witwassen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen van wapenbezit en witwassen, maar hem wel schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van cocaïne. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid cocaïne in zijn woning op 26 september 2023 te Noordwijkerhout. Tijdens de zitting op 9 april 2024 heeft de officier van justitie de bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten geëist, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit voor de wapen- en witwasbeschuldigingen. De rechtbank oordeelde dat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte zich bewust was van de wapens in zijn woning, en dat de verklaring van de verdachte over de herkomst van het geldbedrag van € 25.000 niet voldoende was om te concluderen dat dit bedrag uit misdrijf afkomstig was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden voor het voorhanden hebben van cocaïne, waarbij de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte in overweging zijn genomen. De rechtbank heeft ook beslist over de in beslag genomen voorwerpen, waarbij enkele bedragen aan de verdachte zijn teruggegeven en een telefoon is verbeurd verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/249267-23
Datum uitspraak: 23 april 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1966 te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] , locatie [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 9 april 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. L.E. van der Leeuw en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. L.C. Blok naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 26 september 2023 te Noordwijkerhout, gemeente Noordwijk, in
ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 52 kilo, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne,
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 26 september 2023 te Noordwijkerhout, gemeente Noordwijk, in
ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,
één of meerdere wapen(s) van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie,
te weten
- een gasrevolver, van het merk Melcher, type ME-38 Magnum, kaliber 9mm knal
en/of
- een pistool, van het merk Springfield/HS, type XD-9 (Extreme Duty), kaliber 9mm,
zijnde één of meer vuurwapen(s) in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
en/of
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
-20, althans één of meerdere, stuks knalmunitie, van het merk RWS, kaliber 9mm
en/of
- één of meerdere stuks pistoolmunitie, kaliber 9mm,
voorhanden en/of in bezit heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 26 september 2023, te Noordwijkerhout, gemeente Noordwijk,
in ieder geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(van) een voorwerp, te weten een geldbedrag (van 25.000 euro),
althans een of meer voorwerpen
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die
voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden
had(den)
en/of
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet,
en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten bepleit en heeft zich met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde feit op het standpunt gesteld dat dit bewezen kan worden verklaard.
3.3.
Vrijspraak
Feit 2
Onder 2 is ten laste gelegd dat de verdachte twee vuurwapens en munitie voorhanden heeft gehad. Voor bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een wapen of munitie is vereist dat komt vast te staan dat de verdachte een wapen of munitie
bewustaanwezig heeft gehad. Voldoende is dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het wapen, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of tot de exacte locatie van dat wapen. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad (HR 24 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:757).
De verdachte heeft verklaard dat de in zijn woning aangetroffen wapens en munitie van zijn inmiddels overleden oom waren. Hij woonde samen met zijn oom in de woning en zijn oom heeft de wapens ongeveer vier of vijf jaar geleden gekregen. Toen heeft de verdachte de wapens wel gezien. Twee jaar geleden is zijn oom overleden. De verdachte was vergeten dat de wapens nog in de slaapkamer van zijn oom lagen, zo heeft hij verklaard.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte niet onaannemelijk. De wapens en munitie zijn aangetroffen in de slaapkamer van de inmiddels overleden oom van de verdachte en lagen daar uit het zicht. Het gaspistool zat namelijk in een schoenendoos die op een plastic tas lag met daarin knalpatronen en het pistool zat in een koffertje in een plastic tas die weer in een dichtgevouwen en met tape omwikkelde tas zat. Daarbij komt dat de verklaring van de verdachte dat hij was vergeten dat hij de wapens en munitie in huis had, enige steun vindt in een opmerking van de politieambtenaren die het verhoor met de verdachte afnamen. Nadat zij de verdachte hadden geconfronteerd met het aantreffen van de vuurwapens, hebben zij opgemerkt dat de verdachte verbaasd keek. Onder die omstandigheden kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte zich op of omstreeks de ten laste gelegde datum bewust was van de aanwezigheid van de wapens en munitie in de woning. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde feit.
Feit 3
Onder 3 is ten laste gelegd dat de verdachte een bedrag van € 25.000 heeft witgewassen. Voor bewezenverklaring van witwassen is vereist dat komt vast te staan dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf. Daaronder valt ook de situatie dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien door het openbaar ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Indien de verdachte zo’n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring is uitgebleven, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen
(HR 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2352).
In de woning van de verdachte is een contant geldbedrag van in totaal € 25.000 aangetroffen. Reeds het aantreffen van een dergelijk contant geldbedrag, zeker in een woning waar ook een voor verspreiding geschikte hoeveelheid harddrugs is aangetroffen, rechtvaardigt het vermoeden van witwassen.
De verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij het geld in de afgelopen jaren heeft verdiend met de handel in tweedehands auto’s. Tijdens zijn verhoren bij de politie (op 26 september 2023 en 28 september 2023) heeft hij verklaard dat hij auto’s heeft gekocht bij [naam] en deze heeft doorverkocht. Tijdens zijn verhoor op 13 februari 2024 heeft hij hierover uitvoeriger verklaard. [naam] heeft een BOVAG-garage en wilde de goedkopere auto’s niet zelf doorverkopen aan particulieren omdat hij dan een BOVAG-garantie moest afgeven. De verdachte kocht deze auto’s over van [naam] en verkocht deze vervolgens zelf aan particulieren, aldus de verdachte. Daarnaast heeft de verdachte in zijn verhoor op 13 februari 2024 nog twee bedrijven genoemd waar hij auto’s heeft ingekocht om door te verkopen. Ter terechtzitting heeft hij aanvullend verklaard dat hij in zijn geheel geen administratie bijhield. Hij heeft het geld niet op een bankrekening gestort omdat de mensen met wie hij zaken doet vaak met contant geld betaald willen worden en hij snel moet kunnen handelen. Daarnaast zou hij, als hij het geld op een rekening zou storten, stortingskosten moeten betalen.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte daarmee een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven voor de herkomst van het aangetroffen geldbedrag.
Het openbaar ministerie heeft nader onderzoek verricht naar de verklaring van de verdachte.
Daaruit is gebleken dat de verdachte sinds 1 januari 2023 14 auto’s heeft gekocht van [naam] waarvan hij er acht contant heeft betaald. In zoverre bevestigt het onderzoek dus de verklaring van de verdachte. Vervolgens zijn in het onderzoek de inkomsten en uitgaven van de verdachte in de periode van 1 januari 2023 tot en met 26 september 2023 tegen elkaar afgezet en is de conclusie getrokken dat er een negatief onverklaarbaar verschil is.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de resultaten van het door het openbaar ministerie verrichte onderzoek onvoldoende om te concluderen dat het niet anders kan zijn dat het aangetroffen geldbedrag van € 25.000 geheel of ten dele uit enig misdrijf afkomstig is.
De verdachte heeft verklaard dat hij dit geld in meerdere jaren bij elkaar heeft gespaard, terwijl het onderzoek zich slechts heeft gericht op transacties vanaf 1 januari 2023. Er is in het onderzoek geen rekening gehouden met de mogelijkheid dat de verdachte – die blijkens zijn verklaringen sinds lange tijd actief is in de autohandel – al een deel van dit bedrag bij elkaar had gespaard vóór 1 januari 2023. Daarnaast is geen onderzoek gedaan naar de twee andere autobedrijven die de verdachte tijdens zijn laatste verhoor geeft genoemd.
Nu ook anderszins de verklaring van de verdachte over de herkomst van het aangetroffen geldbedrag niet wordt weerlegd, kan niet worden geconcludeerd dat dit bedrag uit enig misdrijf afkomstig is. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het onder 3 ten laste gelegde feit.
3.4.
Opgave van bewijsmiddelen met betrekking tot feit 1
De rechtbank zal voor feit 1 met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman van dit feit geen vrijspraak bepleit.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023301969, van de politie eenheid Den Haag, (doorgenummerd pagina 1 t/m 319).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 9 april 2024;
2. het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 20 november 2023 (p. 140-147);
3. een deskundigenverslag, op 11 december 2023 opgemaakt en ondertekend door ing. P.H. Walinga, deskundige op het gebied van forensische drugsanalyse, werkzaam bij het Nederlands Forensisch Instituut (p. 234-235).
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 26 september 2023 te Noordwijkerhout, gemeente Noordwijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 52 kilo cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om een straf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen, eventueel aangevuld met een voorwaardelijk strafdeel.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft 52 kilo cocaïne in zijn woning bewaard. De cocaïne was verpakt per kilo. Het betreft hier onmiskenbaar een voor verdere verspreiding bestemde hoeveelheid. Naar zeggen van de verdachte bewaarde hij de cocaïne voor een ander. Het gaat hier om een ernstig strafbaar feit met een sterk ondermijnend karakter. Door zijn handelen is de verdachte medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van en de handel in harddrugs veroorzaken. Het is algemeen bekend dat het gebruik van deze drugs een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid vormt en kan leiden tot een verslaving aan het gebruik daarvan. Bovendien leiden de handel in en het gebruik van deze drugs tot vele vormen van criminaliteit, waaronder delicten die harddrugsgebruikers plegen om aan hun drugs te kunnen komen, maar ook delicten tussen handelaren en producenten onderling. Met de handel in harddrugs zijn grote geldbedragen gemoeid. De verdachte heeft bij het begaan van dit feit kennelijk alleen oog gehad voor zijn eigen financieel gewin en zich van de belangen van de maatschappij niets aangetrokken.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 11 maart 2024. Hieruit blijkt dat de verdachte laatstelijk in 2013 is veroordeeld voor een strafbaar feit. Dit is niet van invloed op de strafoplegging in deze zaak.
Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde feit is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van aanzienlijke duur is aangewezen. Niet kan worden volstaan met een gevangenisstraf die in duur gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zoals de raadsman heeft betoogd. De voorlopige hechtenis duurt nu 211 dagen en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van niet meer dan die duur verhoudt zich niet met de ernst van het feit. Volgens de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting is het uitgangspunt voor het aanwezig hebben van meer dan 20 kilo harddrugs een gevangenisstraf van 36 maanden. De verdachte heeft ruimschoots deze hoeveelheid aanwezig gehad. De rechtbank acht daarnaast strafverzwarend dat de verdachte het feit met een of meer anderen heeft gepleegd. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 42 maanden passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De in beslag genomen voorwerpen

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat onderstaande voorwerpen zullen worden verbeurd verklaard:
een geldbedrag van € 5.540;
een geldbedrag van € 19.460;
een telefoontoestel, merk Apple;
twee telefoontoestellen, type Pixel.
De laptop, type Macbook, kan aan de verdachte worden teruggeven, aldus de officier van justitie.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat alle in beslag genomen voorwerpen dienen te worden teruggegeven.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde feit, verzet het belang van strafvordering zich naar het oordeel van de rechtbank niet meer tegen teruggave van de geldbedragen (€ 5.540 en € 19.460). De rechtbank zal dan ook de teruggave aan de verdachte gelasten van deze bedragen
Niet is gebleken dat de in beslag genomen Pixel telefoons en Macbook in verband staan met enig strafbaar feit waarvoor de verdachte bij dit vonnis wordt veroordeeld. Evenmin is gebleken dat het ongecontroleerde bezit van de telefoons en de Macbook in strijd is met de wet of het algemeen belang. Dat het gaat om PGP-telefoons, zoals de officier van justitie heeft gesteld, blijkt niet uit het dossier. De telefoons en de Macbook zijn dus niet vatbaar voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer. De rechtbank zal beslissen dat deze voorwerpen worden teruggegeven aan de verdachte.
De rechtbank zal de Apple telefoon verbeurd verklaren. De Apple telefoon is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze aan de verdachte toebehoort en met behulp van deze telefoon het onder 1 bewezen verklaarde feit is voorbereid. Met de telefoon zijn chatgesprekken gevoerd over cocaïne.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 33, 33 a, 47 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 10 van de Opiumwet en de daarbij behorende lijst I.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
42 (TWEEËNVEERTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart verbeurd 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: DHRAA22081_784177);
gelast de teruggave aan de verdachte van de volgende voorwerpen:
  • 5540 EUR (Omschrijving: PL1500-DHRAA22081_784178);
  • 19460 EUR (Omschrijving: PL1500-DHRAA22081_784179);
  • 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: DHRAA22081_784189);
  • een Pixel telefoon (DHRAA22081_784190);
  • laptop, type Macbook (IBN-code I.06.03.001).
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.L.E. Bakels, voorzitter,
mr. B.W. Mulder, rechter,
mr. T.A.B. Mentink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. V.A. Veenhuizen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 april 2024.