Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1986 en de Moldavische nationaliteit te hebben. Hij heeft op 1 januari 2024 samen met zijn echtgenote en hun minderjarige kindeen asielaanvraag ingediend.
2. Eiser is op 10 januari 2024 gehoord (aanmeldgehoor). Hij is op 25 januari 2024 uitgenodigd voor een nader gehoor op 22 februari 2024. Op 21 februari 2024, toen de gemachtigde van eiser het nader gehoor met zijn cliënt wilde voorbespreken, was eiser niet op het aanmeldcentrum aanwezig. De gemachtigde stelt dat, omdat zijn cliënt analfabeet is, de afspraak voor deze voorbespreking zijn cliënt niet heeft bereikt dan wel dat hij niet heeft begrepen dat er een bespreking zou zijn. Eiser is niet verschenen op het nader gehoor.
3. Verweerder heeft de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond onder verwijzing naar de artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). In dit artikel is bepaald dat een asielaanvraag kan worden afgewezen als de vreemdeling bij de indiening van zijn aanvraag en de toelichting van de feiten alleen aangelegenheden aan de orde heeft gesteld die niet ter zake doen met betrekking tot de asielaanvraag. Verweerder stelt dat de keuze van eiser om af te zien van het nader gehoor er blijk van geeft dat eiser geen belang meer stelt in de gezochte asielbescherming. Bovendien zijn er geen omstandigheden die duiden op het bestaan van reële asielmotieven.
4. Eiser voert in beroep aan dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen omdat er ten onrechte geen nader gehoor heeft plaatsgevonden. Eiser heeft bij brief van 21 februari 2024 gemotiveerd laten weten dat hij niet op het gehoor zou verschijnen. Door het verzenden van deze brief heeft hij aangegeven dat hij wel belang stelt in een inhoudelijke beoordeling van zijn asielverzoek. Eiser was niet op de hoogte van de uitnodiging voor het nader gehoor en was niet op het asielzoekerscentrum aanwezig omdat hij een vriend begeleidde bij een ziekenhuisbezoek. Eiser voert aan dat het standaard praktijk is dat vreemdelingen voor een tweede keer worden uitgenodigd als zij hun gehoor missen. Op basis van artikel 3.115, aanhef en onder g van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) had verweerder hem nogmaals voor een nader gehoor kunnen uitnodigen. Verweerder moet tenminste uitleg geven over de vraag waarom dat in dit geval niet gebeurd is. Bovendien bevat het besluit wel degelijk een inhoudelijke beoordeling van de mogelijke discriminatie van Roma in Moldavië zodat moet worden aangenomen dat ook verweerder zelf heeft geoordeeld dat de aanvraag niet kennelijk kon worden afgedaan.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat vreemdelingen die hun afspraak voor een nader gehoor missen soms wel een tweede kans geboden wordt, maar dat verweerder er niet toe verplicht is om een tweede kans te geven. Nu niet ter discussie staat dat eiser op correcte wijze is uitgenodigd voor een nader gehoor, hij wel is verschenen op zijn afspraak met MediFirst en de echtgenote van eiser wel op het afgesproken tijdstip is verschenen voor haar nader gehoor en eiser geen verschoonbare reden heeft aangevoerd voor zijn afwezigheid, was er voor verweerder geen aanleiding om eiser een tweede kans te bieden voor zijn nader gehoor. Verweerder heeft wel ambtshalve getoetst of er reden was om alsnog een vergunning te verlenen op reguliere gronden of om medische redenen. Dat was niet het geval. Eiser krijgt een terugkeerbesluit, zonder vertrektermijn.
De rechtbank oordeelt als volgt.
6. De vraag die partijen verdeeld houdt is of verweerder tot het bestreden besluit kon komen op basis van het niet-verschijnen van eiser op zijn nader gehoor. Deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch heeft eerder geoordeelddat de conclusie dat er geen relevante verklaringen zijn afgelegd een volledig onderzoek vergt. Daartoe moet in beginsel een nader gehoor plaatsvinden. Onder omstandigheden kan er ook bij het niet verschijnen van een aanvrager voor een nader gehoor worden aangenomen dat het onderzoek naar de aanvraag volledig is geweest. Hierbij is van belang dat de vreemdeling op de juiste wijze is uitgenodigd voor het nader gehoor en dat hij er op is gewezen dat er van wordt uitgegaan dat hij geen behoefte heeft aan internationale bescherming als hij zonder goede reden niet verschijnt.
7. Eiser is op juiste wijze uitgenodigd voor het nader gehoor op 22 februari 2024. In de vertaalde uitnodiging is hij gewezen op het hiervoor genoemde risico van niet verschijnen. De door eisers gemachtigde opgegeven reden voor het niet verschijnen, namelijk dat eiser niet had begrepen dat hij een afspraak had omdat hij analfabeet is en hij een vriend begeleidde bij een ziekenhuisbezoek, heeft verweerder niet hoeven opvatten als geldige reden voor het niet verschijnen, temeer daar er geen documenten ter onderbouwing van deze verschoningsgronden zijn gegeven. Bij navraag op zitting is ook niet gebleken dat er is geprobeerd hier een nadere onderbouwing voor te krijgen. De echtgenote van eiser, die uitgenodigd was voor dezelfde dag, is wel verschenen. De brief van 21 februari 2024 van de gemachtigde van eiser heeft verweerder niet hoeven opvatten als een gemotiveerde afmelding voor het gehoor nu daarin alleen wordt gesteld dat het onduidelijk is of eiser op 22 februari gehoord zal kunnen worden.
8. Het beroep op artikel 3.115 lid 1, aanhef en onder g Vb helpt eiser niet. De bepaling beschrijft de bevoegdheid om de vreemdeling een extra termijn geven, maar bevat daartoe geen verplichting. Er zijn ook geen andere wettelijke bepalingen op grond waarvan verweerder gehouden was om eiser voor een tweede maal uit te nodigen voor een gehoor.
9. Verweerder heeft verder terecht overwogen dat eisers Moldavische nationaliteit als zodanig geen aanknopingspunt vormt voor behoefte aan internationale bescherming. Tijdens het aanmeldgehoor heeft eiser ook alleen in algemene zin verwezen naar financiële problemen en angst voor de oorlog in Oekraïne als reden voor zijn vertrek. Verweerder heeft terecht overwogen dat hieruit geen motieven blijken die raakvlak hebben met het Vluchtelingenverdrag of artikel 3 EVRM.Hij heeft ten overvloede overwogen dat ook de gestelde discriminatie van Roma in Moldavië geen reden is om een vergunning te verlenen. Uit het enkele feit dat verweerder deze overweging in het bestreden besluit heeft opgenomen volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat het besluit niet kennelijk kon worden afgedaan.
10. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder er ten tijde van het bestreden besluit van uit mocht gaan dat het onderzoek naar de aanvraag volledig is geweest en is er ook nu geen reden om daar anders over te denken.
11. Verweerder heeft daarom terecht geconcludeerd dat eiser bij zijn aanvraag en toelichting daarop alleen feiten en omstandigheden heeft gesteld die niet ter zake doen voor de vraag of hij in aanmerking komt voor een asielvergunning. Verweerder heeft de asielaanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.