ECLI:NL:RBDHA:2024:5965

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
NL23.18572
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • G.A. Bouter - Rijksen
  • B. Tijssen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met kostenveroordeling

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M. de Jong, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 5 november 2021 de verblijfsvergunning van verzoeker met terugwerkende kracht had ingetrokken en een inreisverbod voor twee jaar had opgelegd. Het bezwaar van verzoeker tegen dit primaire besluit werd op 30 maart 2022 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank had eerder, op 16 december 2022, het beroep gegrond verklaard, maar het bestreden besluit van 22 juni 2023 had het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard. Verzoeker had opnieuw beroep ingesteld, geregistreerd onder NL.23.18569, en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 2 februari 2024 heeft de rechtbank het onderzoek geschorst om verzoeker de gelegenheid te geven aanvullende stukken in te dienen. Na indiening van deze stukken en de reactie van verweerder, werd het onderzoek gesloten. De voorzieningenrechter overwoog dat een voorlopige voorziening alleen mogelijk is als de rechtbank nog niet op het beroep heeft beslist. Aangezien de rechtbank op dezelfde dag uitspraak had gedaan in de zaak NL23.18569, was een voorlopige voorziening niet meer mogelijk. Het verzoek werd dan ook afgewezen.

Desondanks bepaalde de voorzieningenrechter dat verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht moest vergoeden en veroordeelde verweerder tot betaling van de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 875,-. Tevens werd het griffierecht van € 184,- aan verzoeker vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. G.A. Bouter - Rijksen, in aanwezigheid van griffier mr. B. Tijssen, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.18572

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R. Dhalganjansing),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. M. de Jong).

Procesverloop

Bij besluit van 5 november 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de verblijfsvergunning van verzoeker met terugwerkende kracht tot 7 december 2018 ingetrokken en hem een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Bij besluit van 30 maart 2022 heeft verweerder het bezwaar van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Deze rechtbank heeft bij uitspraak van 16 december 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:15127) het beroep gegrond verklaard.
Bij besluit van 22 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit opnieuw beroep ingesteld. Dit beroep staat geregistreerd met kenmerk NL.23.18569. Tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De rechtbank heeft het beroep op 2 februari 2024 op zitting behandeld. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst teneinde verzoeker in de gelegenheid te stellen aanvullende stukken in te brengen. Nadat verzoeker de stukken heeft ingediend en verweerder hierop heeft gereageerd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Een voorlopige voorziening is alleen mogelijk als de rechtbank nog niet op het beroep heeft beslist. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL23.18569, heeft de rechtbank op het beroep beslist. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer mogelijk. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
2. Vanwege de toepassing van artikel 6:22 van de Awb in het beroep ziet de voorzieningenrechter aanleiding om te bepalen dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt en om verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 875,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1 voor het gewicht van de zaak).
3. De voorzieningenrechter bepaalt tot slot dat verweerder aan verzoeker het betaalde griffierecht van € 184,- vergoedt.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 875,-.
- bepaalt dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht van € 184,- vergoedt;
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. Bouter - Rijksen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B. Tijssen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.