ECLI:NL:RBDHA:2024:6291
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H. Hanssen - Telman
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvragen van Afghaanse familieleden in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 25 april 2024, zijn de beroepen van een Afghaanse familie tegen het niet in behandeling nemen van hun asielaanvragen beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvragen op 26 maart 2024 afgewezen, met het argument dat Kroatië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvragen. De rechtbank heeft de beroepen op 22 april 2024 behandeld, waarbij eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde, aanwezig waren, evenals een tolk. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers, bestaande uit een vader, moeder en hun drie kinderen, op 13 november 2023 asiel hadden aangevraagd, maar dat Kroatië, als verantwoordelijk land, de aanvragen zou behandelen.
De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van de staatssecretaris in stand blijft. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Kroatië zijn internationale verplichtingen nakomt. Eisers hebben niet overtuigend aangetoond dat er structurele tekortkomingen zijn in het asiel- en opvangsysteem in Kroatië die hen zouden blootstellen aan een reëel risico op onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de eisers in overweging genomen, maar heeft geconcludeerd dat deze niet voldoende zijn om de asielaanvragen in Nederland te laten behandelen.
De rechtbank heeft benadrukt dat de staatssecretaris terecht heeft verwezen naar het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat de Kroatische autoriteiten zich hebben gecommitteerd aan de behandeling van de asielverzoeken van de familie. De rechtbank heeft de eisers geen proceskostenvergoeding toegekend en hen geïnformeerd over de mogelijkheid van hoger beroep bij de Raad van State.