ECLI:NL:RBDHA:2024:6291

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
NL24.13411, NL24.13413 en NL24.13418
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Hanssen - Telman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen van Afghaanse familieleden in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 25 april 2024, zijn de beroepen van een Afghaanse familie tegen het niet in behandeling nemen van hun asielaanvragen beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvragen op 26 maart 2024 afgewezen, met het argument dat Kroatië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvragen. De rechtbank heeft de beroepen op 22 april 2024 behandeld, waarbij eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde, aanwezig waren, evenals een tolk. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers, bestaande uit een vader, moeder en hun drie kinderen, op 13 november 2023 asiel hadden aangevraagd, maar dat Kroatië, als verantwoordelijk land, de aanvragen zou behandelen.

De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van de staatssecretaris in stand blijft. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Kroatië zijn internationale verplichtingen nakomt. Eisers hebben niet overtuigend aangetoond dat er structurele tekortkomingen zijn in het asiel- en opvangsysteem in Kroatië die hen zouden blootstellen aan een reëel risico op onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de eisers in overweging genomen, maar heeft geconcludeerd dat deze niet voldoende zijn om de asielaanvragen in Nederland te laten behandelen.

De rechtbank heeft benadrukt dat de staatssecretaris terecht heeft verwezen naar het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat de Kroatische autoriteiten zich hebben gecommitteerd aan de behandeling van de asielverzoeken van de familie. De rechtbank heeft de eisers geen proceskostenvergoeding toegekend en hen geïnformeerd over de mogelijkheid van hoger beroep bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.13411, NL24.13413 en NL13418

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser] en [eiseres]

V-nummers: [nummer] en [nummer]
mede namens de minderjarige kinderen
[zoon 1]
[zoon 2]
[dochter] ,
V-nummers [nummers] ,
hierna gezamenlijk te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. H.J. Janse),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. A.A. Wildeboer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van de aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvragen met gelijkluidende bestreden besluiten van 26 maart 2024 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 22 april 2024 op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, met uitzondering van [zoon 1] en [zoon 2] . Eisers zijn bijgestaan door hun gemachtigde. Ook is een tolk verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De zaak van eisers is gelijktijdig behandeld met de zaken van [naam 1] , de meerderjarige dochter (NL24.13406) en hun gestelde schoonzoon [naam 2] (NL24.13404).

Beoordeling door de rechtbank

2. Eisers zijn van familieleden van elkaar, hebben allen de Afghaanse nationaliteit en bestaan uit vader [eiser] (geboren op [datum] ), moeder [eiseres] (geboren op [datum] ), zoon [zoon 1] (geboren op [datum] ) zoon [zoon 2] (geboren op [datum] ) en dochter [dochter] (geboren op [datum]
. Zij hebben gelijktijdig met hun meerderjarige dochter/zus [naam 1] en haar gestelde echtgenoot [naam 2] op 13 november 2023 een asielaanvraag ingediend.
3. De rechtbank beoordeelt het besluit tot het niet in behandeling nemen van de asielaanvragen van eisers. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
4. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. Dat betekent dat eisers ongelijk krijgen en het besluit tot het niet in behandeling nemen van hun aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
5. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Kroatië een verzoek om terugname gedaan. Kroatië heeft dit verzoek aanvaard.
Gronden
6. Eisers voeren aan dat hun meerderjarige dochter [naam 1] ziek is en mantelzorg nodig heeft van haar ouders. Het zou van onredelijke hardheid getuigen om het gezin van elkaar te scheiden. Eisers betogen daarnaast dat zij in Kroatië slecht zijn behandeld, dat zij daar in een kelder zijn opgesloten zonder eten en drinken, dat zij ziek zijn geworden, en dat het jongste familielid is geslagen door een politieagent.
6.1.
De staatssecretaris stelt zich hierover op het standpunt dat hij ten aanzien van Kroatië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
7. Het algemene uitgangspunt is dat de staatssecretaris op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan mag uitgaan dat Kroatië zijn verdragsverplichtingen nakomt. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken indien eisers aannemelijk maken dat het asiel- en opvangsysteem in Kroatië dusdanige tekortkomingen vertoont dat zij bij overdracht aan Kroatië een reëel risico lopen op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) of artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (EU-Handvest). Van een schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU-Handvest zal, in geval de vreemdeling aannemelijk maakt dat sprake is van tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem, eerst sprake zijn indien die tekortkomingen structureel zijn en een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken in de zin van het arrest Jawo van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019. [2]
7.1.
De rechtbank overweegt dat uit de uitspaak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 13 september 2023 volgt dat de staatssecretaris ten aanzien van Kroatië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [3] Dit oordeel heeft de Afdeling herhaald in recente uitspraken. Het ligt op de weg van eisers om aan te tonen dat in hun geval toch niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
7.2.
De rechtbank oordeelt dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat in Kroatië sprake is van structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem die ertoe leiden dat eisers bij terugkeer een reëel risico lopen op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het EU-Handvest. De rechtbank ziet in hetgeen eisers hebben aangevoerd over de ervaringen met de omstandigheden in Kroatië geen aanleiding om van dit oordeel af te wijken. De enkele stelling dat het gezin zonder eten en drinken in een kelder is opgesloten, hierbij alle gezinsleden ziek zijn geworden en dat het jongste familielid is geslagen door een Kroatische politieagent is daartoe onvoldoende. Ook is onvoldoende onderbouwd dat het gezin bij terugkeer opnieuw gedetineerd zal worden.
De Kroatische autoriteiten hebben met het expliciete claimakkoord gegarandeerd dat zij het asielverzoek van eisers in behandeling zullen nemen en dat zij zich zullen houden aan de internationale verplichtingen die voortvloeien uit Europese richtlijnen en verdragen die horen bij het behandelen van een asielaanvraag. Met het claimakkoord heeft de Kroatische overheid zich ook gebonden aan de voorwaarden die gelden met betrekking tot onder meer medische zorg en opvang. Daarnaast is niet gebleken dat eisers geprobeerd hebben om bij de Kroatische autoriteiten te klagen, dat de Kroatische autoriteiten hen niet willen of kunnen helpen, of dat klagen bij voorbaat zinloos is.
7.3.
De staatssecretaris heeft daarom kunnen verwijzen naar het interstatelijk vertrouwensbeginsel en zich terecht op het standpunt gesteld dat ervan kan worden uitgegaan dat Kroatië de internationale verplichtingen nakomt. Daarbij is ook van belang dat Kroatië de verzoeken ten aanzien van alle leden van het gezin, inclusief de meerderjarige dochter, heeft geaccepteerd. De familieleden zullen dus niet van elkaar worden gescheiden. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Persoonlijke (medische) omstandigheden
8. Eisers verwijzen naar een uitspraak van zittingsplaats Haarlem van 8 maart 2024. [4] In deze uitspraak wordt aangegeven dat uit het AIDA-rapport update 2022 blijkt dat de medische en psychische zorg op opvangcentra met name wordt verleend door Medicins du Monde, en deze vanaf 22 mei 2023 tijdelijk de activiteiten heeft moeten stopzetten door een gebrek aan financiering. Uit het rapport blijkt niet dat de activiteiten zijn hervat.
8.1.
De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris in het verweerschrift heeft aangegeven dat de medische voorzieningen verleend door Medicins du Monde weliswaar hebben stilgelegen tussen mei en augustus 2023, maar dat dit sindsdien weer is hervat. Daarbij is verwezen naar het stuk “Input by civil society organisations to the Asylum Report 2024”, afkomstig van AsyLex naar aanleiding van een uitvraag door European Union Agency for Asylum. De gemachtigde van eisers heeft de inhoud van dit stuk ter zitting erkend, maar heeft de kanttekening geplaatst dat Medicins du Monde slechts in Zagreb actief is en dat niet geverifieerd kan worden of er andere organisaties actief zijn in Kroatië.
De rechtbank volgt deze enkele, niet nader onderbouwde stelling niet. In hetgeen eisers naar voren hebben gebracht, ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de basisgezondheidszorg in Kroatië voor eisers feitelijk niet toegankelijk zou zijn. Daarbij is ook van belang dat de staatssecretaris in het verweerschrift heeft vermeld dat in Kroatië ook andere organisaties actief zijn op medisch terrein. In zoverre is de staatssecretaris naar het oordeel van de rechtbank niet gehouden tot het treffen van aanvullende garanties.
8.2.
Eisers voeren aan dat met name eiseres de mantelzorger is van hun meerderjarige dochter, die kampt met medische problematiek. Ter zitting heeft de gemachtigde van eisers toegelicht dat eiseres met haar dochter meegaat naar medische afspraken. Dat sprake zou zijn van mantelzorg is evenwel niet nader onderbouwd. Daarnaast ziet de rechtbank in het gevoerde betoog op dit punt geen aanleiding om te concluderen dat zij reeds hierom niet terug kunnen keren naar Kroatië of dat Nederland de asielaanvragen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich moet trekken. Temeer nu zowel eiseres als de meerderjarige dochter naar Kroatië zullen terugkeren.
9. De rechtbank overweegt dat de gemachtigde van eiseres ter zitting het standpunt heeft ingenomen dat het hele gezin heeft te kampen met medische problematiek en als bijzonder kwetsbaar moet worden aangemerkt. Zo wacht de moeder op een operatie en heeft de vader in het verleden de diagnose Alzheimer gekregen. De rechtbank ziet in deze enkele, niet nader onderbouwde stelling onvoldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat reeds hierom het hele gezin als bijzonder kwetsbaar moet worden aangemerkt en dat om die reden aanvullende garanties nodig zouden zijn. Deze grond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

10. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen - Telman, rechter, in aanwezigheid van mr. R.E.J. Jansen, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.arrest Jawo van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218
4.NL24.3959.