In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 26 april 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn herhaalde asielaanvraag behandeld. Eiser, die de Algerijnse nationaliteit heeft, heeft op 25 maart 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 5 april 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 19 april 2024 zijn de gemachtigden van beide partijen aanwezig geweest.
De rechtbank oordeelt dat de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig zijn, maar dat zijn gestelde seksuele geaardheid ongeloofwaardig is. Verweerder heeft geconcludeerd dat eiser onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn seksuele identiteit en de problemen die hij in Algerije heeft ervaren. Eiser heeft verklaard dat hij problemen heeft ondervonden vanwege zijn seksuele geaardheid, maar de rechtbank vindt dat zijn verklaringen inconsistent en oppervlakkig zijn. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat hij daadwerkelijk in gevaar is vanwege zijn seksuele geaardheid in Algerije.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag. Ook het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door voorzieningenrechter M.D. Gunster, in aanwezigheid van griffier K.A. Klarenbeek.