In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan in een herzieningsverzoek van een Guinese minderjarige vreemdeling die eerder een asielaanvraag had ingediend. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid het herzieningsverzoek ten onrechte had afgewezen. Eiser had eerder een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke was afgewezen. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin werd geoordeeld dat verweerder opnieuw moest beslissen, heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn herzieningsverzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet adequaat had gehandeld door geen onderzoek te verrichten naar de opvangmogelijkheden in Guinee, het land van herkomst van eiser, voordat een terugkeerbesluit werd genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder in strijd heeft gehandeld met de vereisten van het arrest T.Q. van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dat stelt dat bij niet-begeleide minderjarigen altijd rekening moet worden gehouden met het belang van het kind. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarbij de eerdere tekortkomingen in de beoordeling van de opvang in Guinee in acht moeten worden genomen. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser.