In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 30 april 2024, wordt het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, die op 6 februari 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel indiende, kreeg op 10 augustus 2023 een afwijzing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank behandelde de zaak op 8 december 2023, waarbij de eiser en zijn gemachtigde niet aanwezig waren, maar de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank concludeert dat het asielrelaas van de eiser ongeloofwaardig is. De eiser had in Nigeria een verkeersongeluk veroorzaakt, waarbij een vrouw om het leven kwam, en werd bedreigd door de zoon van de overleden vrouw. De staatssecretaris achtte de verklaringen van de eiser over dit voorval en de daaropvolgende bedreigingen niet geloofwaardig, omdat de eiser geen bewijs kon overleggen en inconsistenties vertoonde in zijn verklaringen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat de problemen van de eiser in Italië en Nigeria niet als relevante elementen voor zijn asielaanvraag kunnen worden aangemerkt.
De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft geoordeeld dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn relaas te onderbouwen. De rechtbank concludeert dat de asielaanvraag van de eiser terecht is afgewezen als ongegrond, en dat hij geen reguliere vergunning of uitstel van vertrek krijgt. De eiser moet Nederland onmiddellijk verlaten en krijgt een inreisverbod voor de duur van twee jaar. De uitspraak is openbaar gemaakt en de eiser kan binnen vier weken in beroep gaan bij de Raad van State.