ECLI:NL:RBDHA:2024:6516
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke rechtszaak over naheffingsaanslag parkeerbelasting en de geldigheid van de gemeentelijke verordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde I.N.D.J. Rissema, en de heffingsambtenaar van de gemeente Leiden. De zaak betreft een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiseres was opgelegd op 22 oktober 2022, omdat haar auto zonder geldige parkeervergunning was geparkeerd. De naheffingsaanslag bedroeg in totaal € 69,40, bestaande uit € 2,80 aan parkeerbelasting en € 66,60 aan kosten van de naheffing. Eiseres had bezwaar aangetekend tegen deze aanslag, maar dit bezwaar werd afgewezen, hoewel er een ambtshalve vermindering van € 0,10 werd verleend.
Tijdens de zitting op 3 april 2024 is eiseres niet verschenen, terwijl de gemeente werd vertegenwoordigd door mr. I Specker. De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd en dat de kosten die aan eiseres in rekening waren gebracht niet hoger waren dan toegestaan volgens de Gemeentewet en het Besluit. De rechtbank oordeelde dat de beroepsgrond van eiseres, dat de gemeentelijke verordening onverbindend zou zijn, niet slaagde. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar de bevoegdheid had om de naheffingsaanslag te verlagen in de uitspraak op bezwaar.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.