ECLI:NL:RBDHA:2024:6563

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
NL24.9972
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning op tijdelijke humanitaire gronden in het kader van mensenhandel

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 1 mei 2024, wordt het beroep van eiseres, een Ugandese vrouw, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier op tijdelijke humanitaire gronden behandeld. Eiseres had op 20 augustus 2023 een asielaanvraag ingediend en op 16 november 2023 aangifte gedaan van mensenhandel. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft haar aanvraag afgewezen, omdat er geen aanknopingspunten waren voor een nader opsporingsonderzoek en haar aanwezigheid in Nederland niet noodzakelijk werd geacht voor het strafrechtelijk onderzoek. Eiseres heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelt dat de afwijzing terecht is. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor de verblijfsvergunning, zoals vastgelegd in de Vreemdelingenwet en de Vreemdelingenbesluit. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag in stand kan blijven, omdat de aanwezigheid van eiseres niet noodzakelijk is voor het onderzoek naar mensenhandel. De rechtbank wijst erop dat eiseres de mogelijkheid heeft om een beklagprocedure te starten bij het Gerechtshof, maar dat dit geen invloed heeft op de beoordeling van haar aanvraag. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en kent geen proceskostenvergoeding toe.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.9972

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. I.M. Hidding),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.J. de Vries).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar (ambtshalve) aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het doel “
tijdelijke humanitaire gronden”.
1.1.
Met het primaire besluit van 24 november 2023 heeft verweerder de hiervoor genoemde (ambtshalve) aanvraag afgewezen.
1.2.
Met het bestreden besluit van 7 februari 2024 is verweerder bij de afwijzing van de (ambtshalve) aanvraag gebleven en is het bezwaar (kennelijk) ongegrond verklaard.
1.3.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.4.
Op 19 april 2024 is een verweerschrift ingediend.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 23 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres, afkomstig uit Uganda en geboren op [geboortedatum] , heeft op 20 augustus 2023 een asielaanvraag ingediend. Uit het EU-VIS is gebleken dat Frankrijk eiseres een visum had verleend met een geldigheidsduur van 12 mei 2023 tot 11 juni 2023. Daarom heeft verweerder de Franse autoriteiten verzocht eiseres over te nemen op grond van artikel 12, vierde lid, van de Dublinverordening. Frankrijk heeft niet binnen twee maanden gereageerd en daarom staat sinds 29 november 2023 de verantwoordelijkheid van Frankrijk vast op grond van artikel 22, zevende lid, van de Dublinverordening.
2.1.
Eiseres heeft op 16 november 2023 aangifte gedaan van mensenhandel. Op 17 november 2023 is door de politie de “
kennisgeving aangifte strafproces mensenhandel en beroep op regeling B8/3 Vc [1] 2000” (Model M55) opgemaakt.
2.2.
Op 17 november 2023 is de kennisgeving van de aangifte naar verweerder doorgestuurd. Verweerder heeft op grond van het in paragraaf B8/3.1 van de Vc 2000 neergelegde beleid de kennisgeving van aangifte ambtshalve aangemerkt als een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor het verblijfsdoel “
tijdelijke humanitaire gronden”.
2.3.
Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat zij niet voldoet aan de voorwaarden voor de verblijfsvergunning, zoals genoemd in artikel 16 van de Vreemdelingenwet [2] 2000, die verder zijn uitgewerkt in artikel 3.48 van het Vb [3] 2000 en paragraaf B8 van de Vc 2000. Verweerder heeft van het OM [4] een op 23 november 2023 gedateerd bericht ontvangen waarin staat vermeld dat de zaak voortijdig is beëindigd. Redengevend hiervoor is dat de door eiseres afgelegde verklaring en het nader verrichte onderzoek door de politie niet tot een nader strafrechtelijk onderzoek kunnen leiden, nu er geen nadere aanknopingspunten zijn om tot mogelijke verdachten te komen.
Het bestreden besluit
3. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit primair op het standpunt dat als eiseres het niet eens is met (de volledigheid van) het onderzoek en/of het besluit tot voortijdige beëindiging van het OM, zij zich hiertoe kan wenden tot de politie dan wel het OM. Voorts heeft verweerder overwogen dat het indienen van een beklagschrift ex. artikel 12 Sv [5] bij het Gerechtshof niet betekent dat sprake is van de situatie dat het strafrechtelijk opsporings- of vervolgingsonderzoek nog loopt. Het instellen van een beklagschrift levert evenmin rechtmatig verblijf op. Eiseres wordt door verweerder niet gevolgd in haar standpunt dat verweerder zelfstandig in haar zaak had moeten beoordelen of zij als slachtoffer van mensenhandel voor een reguliere verblijfsvergunning in aanmerking komt. Hiervoor acht verweerder van belang dat uit het hiervoor genoemd OM-besluit volgt dat eiseres haar aanwezigheid in Nederland in casu niet noodzakelijk wordt geacht. Evenmin volgt verweerder het standpunt van eiseres dat haar geen bedenktijd is geboden en daardoor benadeeld zou zijn. Verweerder verwijst hieromtrent naar de M55 waarin staat vermeld dat eiseres op 2 november 2023 bedenktijd is aangeboden tot 1 december 2023 omdat de Dublinverordening op haar van toepassing is. Verder is volgens verweerder niet gebleken dat (de gemachtigde van) eiseres na het opnemen van de aangifte van mensenhandel een aanvullende verklaring heeft gestuurd naar de politie of de officier van justitie.
3.1.
Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en namens haar is het volgende aangevoerd. Eiseres is van mening dat de omstandigheid dat zij een klachtprocedure kan indienen verweerder niet ontslaat van de verplichting een eigen afweging te maken over de vraag of ten aanzien van eiseres de juiste procedures zijn gevolgd en of aan eiseres een verblijfsvergunning moet worden verleend. De beslissing van verweerder om geen vergunning te verlenen is ten onrechte gebaseerd op het OM-besluit. Ook is aan eiseres geen bedenktijd aangeboden; zij kan zich daar niets van herinneren. Eiseres weet alleen dat zij op 2 november 2023 een kort inhoudelijk gesprek heeft gehad en dat er toen meteen een vervolgafspraak is gemaakt voor een aangifte. Hoe dan ook is de bedenktijd veel te laat aangeboden. Eiseres is immers al op 18 augustus 2023 in verwarde toestand aangetroffen en heeft dezelfde dag een gesprek gehad met de politie. In het mutatierapport van de politie van 18 augustus 2023 wordt al duidelijk dat de politie eiseres totaal niet serieus neemt. Verder staat er enerzijds dat op 18 augustus 2023 aan eiseres een bedenktijd is aangeboden van drie maanden en anderzijds dat er geen bedenktijd is aangeboden, omdat er geen sprake zou zijn van signalen mensenhandel. Eiseres heeft ook grote vraagtekens bij de processen verbaal van de politie en heeft daartoe het “
proces-verbaal bevindingen B8” overgelegd. Verder is eiseres van mening dat er met haar gesold is. Ze is van plaats naar plaats gestuurd en had steeds gesprekken met de politie. Het was voor haar totaal onduidelijk wat de bedoeling was, hetgeen niet bevreemdend is gelet op de overgelegde stukken. Nu het sepot door de politie mogelijk is gebaseerd op een aangifte die is gedaan door iemand die geen ondersteuning of psychische hulp heeft ontvangen, had verweerder zelfstandig moeten beoordelen of eiseres als slachtoffer van mensenhandel voor een verblijfsvergunning in aanmerking kwam, bijvoorbeeld door haar door de politie aanvullend te laten horen met bijstand van haar advocaat of een psycholoog of door haar zelf aanvullend te horen. Nu dit niet is gebeurd weet verweerder ook niet of het voor het onderzoek dienstig is het verblijf van eiseres op Nederlands grondgebied te verlengen. Verweerder heeft hierin een verantwoordelijk en mag niet zomaar klakkeloos uitgaan van een sepotbrief van de politie die op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Verweerder moet zich er op zijn minst van vergewissen dat aan eiseres bedenktijd is aangeboden.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank is van oordeel dat de afwijzing van de (ambtshalve) aanvraag van de verblijfsvergunning regulier voor het doel “
tijdelijke humanitaire gronden” in stand kan blijven. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij, aan de hand van de beroepsgronden van eiseres, tot dit oordeel komt.
Wettelijk kader
5. Uit artikel 6, eerste lid, van de richtlijn [6] volgt dat de vreemdeling recht heeft op bedenktijd om te herstellen en zich te onttrekken aan de invloed van de daders van de strafbare feiten, zodat hij met kennis van zaken kan beslissen of hij wil samenwerken met de bevoegde autoriteiten.
5.1.
In paragraaf B8/3.1 van de Vc 2000 is bepaald dat aan vermoedelijke slachtoffers van mensenhandel op grond van artikel 8, aanhef en onder k, van de Vw 2000 een bedenktijd van maximaal drie maanden wordt gegund, waarbinnen zij een beslissing moeten nemen of zij aangifte willen doen van mensenhandel of op andere wijze medewerking willen verlenen aan een strafrechtelijk opsporings- of vervolgingsonderzoek naar of berechting in feitelijke aanleg van een verdachte van mensenhandel, of dat zij hiervan afzien.
5.2.
In artikel 3.48, eerste lid, aanhef en onder a, van het Vb 2000 is bepaald dat een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder een beperking verband houdend met tijdelijke humanitaire gronden kan worden verleend aan de vreemdeling die slachtoffer-aangever is van mensenhandel, voor zover er sprake is van een strafrechtelijk of vervolgingsonderzoek naar of berechting in feitelijke aanleg van de verdachte van het strafbare feit waarvan aangifte is gedaan.
Is aan eiseres terecht geen verblijfsvergunning verleend op grond van het beleid?
6. Uit de uitspraak van de Afdeling [7] van 4 november 2022 [8] volgt dat een verblijfsvergunning, zoals door eiseres aangevraagd, alleen verleend mag worden als aan alle in het eerste lid genoemde voorwaarden van artikel 8 van de Richtlijn is voldaan. Daarin leest de rechtbank dat dus moet zijn vastgesteld dat de aanwezigheid van de vreemdeling dienstig (hierna: noodzakelijk) is ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek. Daarvoor is logischerwijs enig onderzoek nodig. Dat betekent dat de lidstaat moet beoordelen of de aanwezigheid van de vreemdeling noodzakelijk is voor het onderzoek naar mensenhandel. Het beleid van verweerder ten aanzien van Dublinclaimanten dat de verblijfsvergunning pas wordt verleend als het OM heeft beslist dat het verblijf van de vreemdeling noodzakelijk is voor het onderzoek, is met deze bepaling in overeenstemming.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder deugdelijk en terecht heeft geconcludeerd dat eiseres niet heeft voldaan aan de voorwaarden uit het beleid op grond waarvan de verblijfsvergunning wordt verleend. In het OM-besluit is vermeld dat er geen aanknopingspunten zijn voor nader opsporingsonderzoek. Verweerder heeft de aanvraag dan ook terecht afgewezen. Dat in het OM-besluit niet letterlijk staat weergegeven dat de aanwezigheid van eiseres in Nederland niet noodzakelijk is, maakt dat oordeel niet anders, omdat uit voornoemd besluit blijkt dat er geen sprake meer is van een strafrechtelijke opsporingsonderzoek. Hieruit kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook duidelijk worden afgeleid dat de aanwezigheid van eiseres in het belang van opsporing en vervolging van mensenhandel niet noodzakelijk wordt geacht. Ook heeft verweerder op goede gronden overwogen dat voor zover eiseres zich niet in het OM-besluit kan vinden, zij een beklagprocedure bij het Gerechtshof kan opstarten. De rechtbank stelt vast dat namens eiseres een dergelijke klacht op grond van artikel 12 Sv is ingediend, maar dat het indienen van de klacht geen invloed heeft op de onderhavige beoordeling.
De bedenktijd
7. In paragraaf B8/3.1 van de Vc 2000 is bepaald dat aan vermoedelijke slachtoffers van mensenhandel op wie de Dublinverordening van toepassing is en na 18 mei 2023 bedenktijd is aangeboden op grond van artikel 8, aanhef en onder k, van de Vw 2000 een bedenktijd van maximaal dertig dagen wordt gegund, waarbij zij een beslissing moeten nemen of zij aangifte willen doen van mensenhandel of op andere wijze medewerking willen verlenen aan een strafrechtelijk opsporings- of vervolgingsonderzoek naar of berechting in feitelijke aanleg van een verdachte van mensenhandel, of dat zij hiervan afzien.
7.1.
Blijkens het “
Model M55 Kennisgeving bedenktijd strafproces mensenhandel en beroep op regeling B8/3 Vreemdelingencirculaire” is, anders dan eiseres stelt, op 2 november 2023 een bedenktijd aan eiseres aangeboden van 30 dagen en is de rechtbank van oordeel dat hiermee is voldaan aan het onder 7 genoemde beleid. Omtrent de vraagtekens die eiseres heeft bij de processen-verbaal van de politie, volgt de rechtbank verweerder in zijn standpunt dat eiseres zich hiermee tot de politie kan wenden. De rechtbank ziet hierin verder geen concrete aanknopingspunten om tot een ander oordeel te komen.

Conclusie en gevolgen

8. De rechtbank komt op grond van al het voorgaande tot de conclusie dat verweerder de (ambtshalve) aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking “
tijdelijke humanitaire gronden” terecht heeft afgewezen. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van R. de Boer, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingencirculaire.
2.Vreemdelingenwet.
3.Vreemdelingenbesluit.
4.Openbaar Ministerie.
5.Wetboek van Strafvordering
6.Richtlijn 2004/81/EG.
7.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.