ECLI:NL:RBDHA:2024:6651
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te horen dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn aanvraag. Dit besluit was genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die zich in de procedure liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. M. de Jong.
De verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 12 maart 2024, maar de verzoeker was niet aanwezig. De voorzieningenrechter heeft het verzoek samen met een andere zaak, NL24.6155, behandeld. In de uitspraak van die andere zaak werd het beroep van de verzoeker behandeld, waardoor de voorzieningenrechter oordeelde dat een voorlopige voorziening niet meer nodig was.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 15 maart 2024, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.