ECLI:NL:RBDHA:2024:699
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor nareizigers asiel op basis van onvoldoende bewijs van identiteit en familierechtelijke relatie
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 19 januari 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor nareizigers asiel beoordeeld. De aanvraag was ingediend voor haar gestelde echtgenoot, referent. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 7 november 2019 afgewezen, en deze afwijzing werd bevestigd in het bestreden besluit van 31 mei 2023. De rechtbank heeft op 3 november 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiseres als die van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen. Eiseres had onvoldoende bewijs geleverd van haar identiteit en de familierechtelijke relatie met referent. De rechtbank wijst op de vals bevonden kerkelijke huwelijksakte en tegenstrijdige verklaringen die door eiseres en referent zijn afgelegd. De staatssecretaris had in zijn beoordeling de UNHCR/ARRA-kaart en andere documenten betrokken, maar concludeerde dat deze onvoldoende waren om de identiteit van eiseres aan te tonen. Eiseres betoogde dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom aan haar niet het voordeel van de twijfel werd gegeven, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht geen aanleiding zag voor nader onderzoek.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.