ECLI:NL:RBDHA:2024:6995

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
8 mei 2024
Zaaknummer
NL24.18385
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over aanvraag nareis en termijnen in bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. R. Hijma, een aanvraag ingediend voor nareis bij de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. S.H.J. Muijlkens. De rechtbank, zittingsplaats Utrecht, heeft eerder bepaald dat verweerder binnen vier weken op de aanvraag moest beslissen, maar deze termijn is niet nageleefd. Eiseres heeft vervolgens verzocht om een spoedige beslissing, gezien haar schrijnende situatie in Afghanistan, maar dit verzoek werd door verweerder afgewezen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt en beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen.

Tijdens de zitting op 29 april 2024 heeft eiseres haar verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, met de toezegging van de voorzieningenrechter dat er binnen twee weken uitspraak zou worden gedaan op het beroep. De rechtbank heeft overwogen dat verweerder sinds 15 januari 2024 het 'first-in, first-out' (fifo)-principe hanteert, maar heeft dit niet als reden geaccepteerd om het beroep aan te houden. De rechtbank is gebonden aan de termijnen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en heeft bepaald dat verweerder binnen vier weken na de uitspraak een besluit moet nemen op de aanvraag van eiseres.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en verweerder opgedragen om een dwangsom van € 200,- per dag te betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 7 mei 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.18385
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R. Hijma), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S.H.J. Muijlkens).

Inleiding

Eiseres heeft een aanvraag ingediend om nareis. In de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, van 4 januari 2024 (NL23.31285) heeft de rechtbank beslist dat verweerder binnen 4 weken een beslissing moet nemen op de aanvraag.
Verweerder heeft deze termijn niet gehaald. Vervolgens heeft eiseres verweerder verzocht om met spoed op haar aanvraag te beslissen omdat zij in Afghanistan in een schrijnende situatie verkeert. Verweerder heeft geweigerd om de aanvraag versneld te behandelen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (NL24.9988). Daarnaast heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag (NL24.18385). Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het verzoek om voorlopige voorziening is op 29 april 2024 op zitting behandeld. Tijdens deze zitting heeft eiseres het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken met de toezegging van de voorzieningenrechter dat binnen twee weken uitspraak zal worden gedaan op het beroep tegen het niet tijdig beslissen (NL24.18385). Partijen hebben toestemming gegeven om het beroep af te doen zonder zitting.1

Overwegingen

Over het verzoek van verweerder om aanhouding
1. Verweerder heeft aangevoerd dat hij vanaf 15 januari 2024 in nareiszaken het first-in first-out (fifo)-principe hanteert. In verband met deze nieuwe werkwijze verzoekt verweerder in het verweerschrift de rechtbank primair om het beroep van eiseres aan te houden tot het moment dat verweerder de aanvraag van eiseres zal behandelen. Dat zal naar verwachting in september 2024 zijn. Op dat moment zal verweerder een gemotiveerd
1. Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
verzoek kunnen doen om een bepaalde beslistermijn.
2. De rechtbank wijst het verzoek om aanhouding af omdat zij op grond van artikel 8:55b van de Awb gebonden is aan termijnen. Indien geen zitting wordt gehouden, dient binnen acht weken op het beroep te worden beslist. De Awb biedt geen mogelijkheid om het beroep (in de zaak van eiseres ongeveer 5 maanden) aan te houden.
Over het beroep tegen het niet tijdig beslissen
3. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
4. Soms kan niet worden verwacht dat de betrokkene eerst een ingebrekestelling stuurt. Dat is in dit geval zo, omdat de bestuursrechter in de uitspraak van 4 januari 2024 een uitdrukkelijke en inmiddels verstreken termijn heeft gesteld voor het nemen van een nieuw besluit.3 Dit betekent dat het beroep terecht is ingediend. Het beroep is gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank verweerder op?
5. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak.4 In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van wettelijke voorschriften nodig is kan de rechtbank een andere termijn opleggen.5
6. In de uitspraak van 17 maart 2023 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, geoordeeld dat bij nareisaanvragen sprake is van zo'n bijzonder geval.6 De rechtbank ziet geen reden om daar in deze uitspraak anders over te oordelen. Ook heeft de rechtbank in die uitspraak uitgangspunten geformuleerd voor het opleggen van een passende beslistermijn.
7. In verband met het werken volgens het fifo-principe vanaf 15 januari 2024 heeft verweerder de rechtbank verzocht om een zo ruim mogelijke beslistermijn. Volgens verweerder is een termijn van twintig weken redelijk.
8. De rechtbank ziet in het betoog van verweerder geen aanleiding om de termijnen uit de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 17 maart 2023 niet toe te passen in de zaak van eiseres. Eiseres heeft namelijk al eerder beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. In die procedure heeft verweerder geen verweerschrift ingediend. De rechtbank is er daarom in haar uitspraak van 4 januari 2024 vanuit gegaan dat de zaak beslisklaar is en dat verweerder geen extra onderzoekshandelingen hoeft te verrichten om tot een zorgvuldige beslissing te komen. Om die reden heeft de rechtbank een nadere beslistermijn van vier weken opgelegd. Dat verweerder vanaf 15 januari 2024 een andere werkwijze is gaan hanteren kan geen gevolgen hebben voor eiseres, alleen al omdat deze werkwijze pas is gestart nadat de rechtbank in haar uitspraak van 4 januari 2024 een
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
4 Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
5 Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
uitdrukkelijke termijn heeft gesteld voor het nemen van een nieuw besluit.
9. De rechtbank gaat er (nog steeds) vanuit, zoals ook is overwogen in de uitspraak van 4 januari 2024, dat de zaak van eiseres beslisklaar is. In het verweerschrift heeft verweerder namelijk niet aangegeven dat dit anders is. De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag moet nemen.
Legt de rechtbank verweerder een rechterlijke dwangsom op?
10. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat verweerder een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.7 De rechtbank ziet geen reden om een lagere dwangsom op te leggen zoals verweerder in het verweerschrift heeft gevraagd in verband met de invoering van het fifo-principe. Voor de motivering daarvan verwijst de rechtbank naar overweging 8.
Conclusie en gevolgen
11. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en dat verweerder binnen vier weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
12. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres ook een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5).
7 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb,

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
07 mei 2024

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.