ECLI:NL:RBDHA:2024:7070

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
10 mei 2024
Zaaknummer
NL23.15604
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.A. Bouter - Rijksen
  • T.M.M. Plukaard
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van asielaanvraag en uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet 2000 na nieuw BMA-advies

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 april 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een asielaanvraag en een verzoek om uitstel van vertrek van eiseres, een Iraanse nationaliteit houdende vrouw. Eiseres had eerder een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank had eerder op 10 juni 2022 het beroep van eiseres ongegrond verklaard, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft deze uitspraak op 24 augustus 2022 vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van haar uitspraak.

Verweerder heeft vervolgens op 25 mei 2023 een nieuw besluit genomen, waarbij het eerdere besluit werd gehandhaafd op basis van een nieuw advies van het Bureau Medisch Advisering (BMA) van 27 januari 2023. In dit advies werd geconcludeerd dat eiseres geen actieve behandeling onderging en dat er geen medische noodsituatie was die een uitstel van vertrek rechtvaardigde. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat het BMA-advies niet deugdelijk was en dat haar psychische toestand onvoldoende was meegewogen.

De rechtbank heeft de argumenten van eiseres niet gevolgd en geoordeeld dat verweerder op goede gronden het advies van het BMA heeft gevolgd. De rechtbank concludeerde dat er geen actuele medische stukken waren die de noodzaak van een fysieke overdracht of medische garanties aan Italië konden onderbouwen. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij bij terugkeer naar Italië in een onveilige situatie zou komen te verkeren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken om proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.15604

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. W.C. Boelens),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: [naam 1]).

Procesverloop

Bij besluit van 18 december 2019 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres
tot het verlenen van uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet
2000 (Vw) afgewezen.
Bij besluit van 10 september 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire bes1uit ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank Den Haag, deze zittingsplaats, heeft op 10 juni 2022 het beroep ongegrond verklaard. Op 24 augustus 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) de uitspraak van de rechtbank vernietigd en verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van haar uitspraak.
Met het besluit van 25 mei 2023 (het bestreden besluit) is verweerder, nu op grond van een nieuw advies van het Bureau Medisch Advisering (het BMA) van 27 januari 2023 (het BMA-advies), bij haar afwijzing van de aanvraag van eiseres gebleven. Eiseres heeft beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 22 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, [naam 2] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en bezit de Iraanse nationaliteit. De asielaanvraag van eiseres in Nederland is niet-ontvankelijk verklaard omdat zij internationale bescherming geniet in Italië. Eiseres heeft op 3 september 2019 de onderhavige aanvraag ingediend.
1.1
Op 1 november 2019 heeft het BMA een medisch advies uitgebracht. Geconcludeerd is dat eiseres last heeft van een matig ernstige depressie met somberheid, piekeren en dat zij geen zin heeft om dingen te doen. Ze zou soms denken om een einde aan het leven te maken. Genoemd wordt dat er geen aanwijzingen zijn voor persoonlijkheidsstoornis, psychose of suïcidaliteit. Wel zijn er posttraumatische stressstoornisklachten. Eiseres werd behandeld door middel van een cognitieve gedragstherapie voor haar stemmingswisselingen. Ook stond zij op de wachtlijst voor traumabehandeling. Daarnaast slikte eiseres medicijnen. De arts van het BMA heeft toen geoordeeld dat eiseres kon reizen als zij tijdens de reis begeleid zou worden door een psychiatrisch verpleegkundige. Op 19 februari 2020 heeft het BMA naar aanleiding van het door eiseres ingebrachte rapport van [naam 3] en [naam 4] van 31 juli 2019 (het rapport) laten weten het advies van 1 november 2019 te handhaven. Met het besluit van
10 september 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. De rechtbank heeft op 10 juni 2022 geoordeeld dat dit besluit in stand kon blijven.
1.2
De uitspraak van de rechtbank van 10 juni 2022 is door de Afdeling vernietigd, omdat door het BMA ten onrechte zonder afdoende motivering het rapport van 31 juli 2019 gepasseerd is. Verweerder had het BMA advies daarom niet aan het besluit ten grondslag mogen leggen. Verweerder is opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.
Hierop heeft verweerder het BMA verzocht om een nieuw advies uit te brengen, met verwijzing naar de voornoemde uitspraak van de Afdeling. Op 27 januari 2023 heeft het BMA een nieuw advies uitgebracht. Het BMA overweegt dat het (zoals ook aangegeven in het BMA-protocol) adviseert in het algemeen geen beslissing te nemen op grond van een medisch advies ouder dan zes maanden omdat de medische situatie van de vreemdeling gewijzigd zou kunnen zijn. In het geval van eiseres zijn het medisch advies en de aanvulling erop al van meer dan drie jaar geleden. Ook de deskundigenrapportage is van meer dan drie jaar geleden. Daarom is de actuele medische situatie in kaart gebracht aan de hand van de meest recente medische informatie. Dit betreft informatie van 8 januari 2023 van de huisarts van eiseres. Int het BMA-advies is verder vermeld dat de situatie van eiseres gewijzigd is omdat uit de informatie niet blijkt dat er nog sprake is van psychische problematiek waarvoor behandeling nodig is. Eiseres staat op dit moment niet onder behandeling en haar laatste controle of behandeling bij de huisarts dateert van augustus 2022
.In augustus 2022 had eiseres af en toe een hoge bloeddruk en een snelle hartslag en was er sprake van veel stress. Eiseres heeft van de huisarts een bloeddrukverlager voorgeschreven gekregen die zij zo nodig kon gebruiken. Ook is de schildklierfunctie onderzocht, die bleek binnen de normaalwaarden te liggen. Aldus steeds het BMA-advies.
De gemachtigde van eiseres heeft op 3 februari 2023 op dit BMA rapport gereageerd. Op
6 maart 2023 heeft er een hoorzitting plaatsgevonden, waar eiseres onder meer heeft verklaard dat zij niet onder behandeling staat, dat zij geen behandeling krijgt omdat zij geen verzekering heeft, dat men na Covid-19 gestopt is met het verstrekken van medicatie en dat zij zelf op andere wijze in medicatie voorziet.
Het bestreden besluit
2. In het bestreden besluit stelt verweerder zich – kort gezegd – op het standpunt dat uit het BMA-advies blijkt dat eiseres bekend is met incidentele hoge bloeddruk en hartslag en dat er ook sprake is van stressklachten. Verder blijkt uit het advies dat er momenteel geen actieve behandeling plaatsvindt. Bij het uitblijven van medische behandeling wordt geen medische noodsituatie verwacht. Betrokkene kan volgens het BMA-advies zonder voorwaarden reizen en er is niet gebleken van de noodzaak van een fysieke overdracht dan wel individuele garanties. Verweerder overweegt dat eiseres geen nieuwe medische stukken heeft overgelegd waardoor de conclusie van het BMA anders zou moeten worden. Verder overweegt verweerder dat eiseres een verblijfsvergunning in Italië heeft en daarom een wezenlijk andere status heeft dan iemand met een asielzoekersstatus. Italië heeft met het verlenen van een verblijfsvergunning aangegeven eiseres te zullen beschermen en eiseres heeft hiermee dezelfde rechten als iedere andere Italiaan. Zij heeft dan ook recht op medische zorg. Voor zover eiseres stelt dat terugkeer naar Italië een ernstige en onomkeerbare achteruitgang van haar geestelijke gezondheidstoestand teweeg zal brengen, wordt overwogen dat zij dit niet met actuele medische stukken aannemelijk heeft gemaakt. De enkele stelling in het deskundigenrapport uit 2019 is hierbij niet voldoende omdat dat rapport bijna vier jaar oud is. Ten aanzien van de medicijnen overweegt verweerder dat die door eiseres op eigen initiatief en kosten worden gebruikt en niet door de huisarts van eiseres of een andere Nederlandse arts zijn voorgeschreven. Die medicatie is daarom niet meegenomen in de beoordeling door de BMA-arts.
De beroepsgronden
3. Eiseres voert onder meer aan dat de nieuwe beslissing van verweerder niet conform de uitspraak van de Afdeling van 24 augustus 2022 is. In het advies van 27 januari 2023 heeft het BMA de actuele medische situatie van eiseres in kaart gebracht, maar nagelaten om alsnog deugdelijk te motiveren waarom het advies van de forensisch deskundigen van 31 juli 2019 niet wordt gevolgd. De conclusie van de forensisch deskundigen dat de overdracht van eiseres aan Italië een reële kans op suïcide meebrengt, blijft dan ook als onvoldoende betwist staan en moet leidend zijn voor de verdere besluitvorming. Het BMA beroept zich op zijn eigen protocol, waarin is opgenomen dat het BMA in de regel adviseert om geen beslissing te nemen op basis van een medisch advies van langer dan zes maanden geleden; de eerdere adviezen dateren echter van 1 november 2019 en 19 februari 2020, en het forensische rapport van 31 juli 2019. Deze stukken waren dus ten tijde van het eerste besluit op bezwaar en de uitspraak van de Afdeling ook al ouder dan zes maanden. Het probleem is dat voor de beoordeling of eiseres op verantwoorde wijze naar Italië kan worden uitgezet het soort onderzoek noodzakelijk is dat het BMA blijkens zijn eigen protocol niet bereid is uit te voeren en waar het huidige nationale beleid omtrent uitstel van vertrek ook niet op is ingericht, maar dat blijkens het arrest Medicinale cannabis van het Hof van Justitie [1] wel moet worden verricht. Verweerder motiveert opnieuw niet deugdelijk waarom haar overdracht aan Italië kan plaatsvinden zonder dat een fysieke overdracht als reisvereiste geldt, en zonder dat er garanties zijn verkregen over daadwerkelijke medische hulp. Het BMA-advies van 27 januari 2023 geeft hier immers geen duidelijkheid over. Het feit dat eiseres momenteel geen actieve behandeling ondergaat betekent niet dat zij geen behandeling meer nodig heeft. Het wil hooguit zeggen dat zij geen behandeling meer krijgt gelet op haar verblijfsrechtelijke positie. Tijdens de hoorzitting van 6 maart 2023 is gebleken dat eiseres nog altijd forse psychische klachten heeft en dat zij via haar familie en een arts in Iran medicatie moet betrekken nu deze in Nederland niet langer worden voorgeschreven
.Alhoewel statushouders (in Italië) in theorie dezelfde rechten hebben, zijn er in de praktijk aanzienlijke obstakels voor het verkrijgen van toegang. Eiseres heeft geen Italiaanse verblijfsvergunning meer en geen zorgverzekeringskaart. Zij verwijst naar het AIDA country report over Italië van mei 2022.

De beoordeling

4. De rechtbank stelt allereerst vast dat ten tijde van de uitspraak van de Afdeling van 24 augustus 2022 de beschikbare informatie – te weten de BMA adviezen (van 1 november 2019 en 19 februari 2020) en het door eiseres ingebrachte rapport (van 31 juli 2019) en behandelplan (van maart 2019) – al bijna drie jaar oud was (of zelfs meer). Verweerder heeft daarom niet ten onrechte na de uitspraak van de Afdeling, met het oog op de vereiste zorgvuldigheid, om een nieuw en actueel BMA advies verzocht. Daarbij is van belang dat bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 64 van de Vw de actuele (gezondheids)situatie van de vreemdeling in ogenschouw moet worden genomen. Niet ten onrechte heeft verweerder overwogen dat er een tijdsverloop zoals hierboven is omschreven veel kan veranderen. Dat de Afdelingsuitspraak meebrengt dat de conclusie van de forensisch deskundigen dat de overdracht van eiseres aan Italië een reële kans op suïcide meebrengt tot uitgangspunt had moeten worden genomen bij het nemen van het nieuwe bestreden besluit, volgt de rechtbank daarom niet.
4.1
In zijn advies van 27 januari 2023 heeft het BMA specifiek de eerdere BMA adviezen en het deskundigenrapport benoemd. Omdat op de toestemmingsverklaring van eiseres enkel haar huisarts was vermeld en geen behandelaren bij de GGZ, heeft het BMA nog navraag gedaan bij de gemachtigde van eiseres. Daaruit bleek dat er geen andere behandelaren zijn. Uit de informatie van de huisarts blijkt volgens het BMA dat eiseres niet onder behandeling staat en blijkt niet dat er (nog) sprake is van psychische problematiek waarvoor behandeling nodig is. Verweerder heeft niet ten onrechte het oordeel van het BMA gevolgd. Zoals verweerder overweegt heeft een BMA-advies volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling te gelden als een deskundigenadvies. Indien een deskundigenadvies op onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld mag verweerder daarvan in beginsel uitgaan, tenzij er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan [2] . Naar het oordeel van de rechtbank is het BMA-advies (mede gelet op wat hiervoor is overwogen) niet onjuist of onvolledig. Er is daarom geen reden om aan het BMA-advies te twijfelen. Eiseres heeft bovendien geen aanknopingspunten voor twijfel aangevoerd dan wel (medische) stukken overgelegd waaruit zou (kunnen) blijken dat
nietzou kunnen worden uitgegaan van het BMA-advies. De enkele, niet onderbouwde, stellingen van eiseres dat zij nog steeds ernstige psychische klachten heeft en daarvoor medicatie nodig heeft (die zij uit Iran betrekt), zijn in dit kader onvoldoende. De rechtbank overweegt hierbij dat eiseres, gelet op de informatie van de huisarts van 8 januari 2023 (zoals blijkend uit het BMA-advies), nog wel door de huisarts is behandeld in augustus 2022 voor andere klachten en dat de huisarts spreekt van stressklachten, maar dat de huisarts er geen melding van maakt dat (nog steeds) sprake is van psychische klachten waarvoor behandeling (al dan niet middels medicatie) noodzakelijk is. Dat eiseres op eigen initiatief medicatie gebruikt die zij uit Iran laat overkomen, is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. Die medicatie is immers niet door een arts voorgeschreven. Uit de door eiseres eerder overgelegde informatie van Mozaïk, waar zij in 2019 onder behandeling was, blijkt bovendien dat in 2018 is besloten de door eiseres gebruikte medicatie te saneren. Verder blijkt uit wat op de hoorzitting is besproken dat de medicatie sinds eind 2022 niet meer wordt voorgeschreven. Dat dit laatste het gevolg is van Covid-19, zoals eiseres stelt, is niet met stukken onderbouwd en acht de rechtbank zonder verdere toelichting (die niet is gegeven) ook niet aannemelijk omdat de laatste (verplichte) Covid-19 maatregelen in Nederland in het voorjaar van 2022 al zijn vervallen. Dat eiseres enkel niet behandeld wordt omdat zij onverzekerd is, is evenmin met stukken onderbouwd. Verweerder merkt terecht op dat uit de informatie van Mozaïk over de behandeling die eiseres in 2019 kreeg, blijkt dat eiseres destijds ook onverzekerd was en dat dat toen kennelijk geen belemmering vormde. Voor medisch noodzakelijke kosten die de vreemdeling niet zelf kan betalen bestaat bovendien voor zorgverleners de mogelijkheid een beroep te doen op de Regeling onverzekerbare vreemdelingen. Voor zover eiseres verwijst naar het arrest van het Hof van Justitie van 22 november 2022 wordt dit betoog ook niet gevolgd. In dat arrest was (zoals verweerder ook overweegt) sprake van een medische noodsituatie op korte termijn en van medische behandeling, terwijl dit in de situatie van eiseres niet het geval is.
4.2
Voorts overweegt de rechtbank dat uit paragraaf A3/7.2.6. van de Vreemdelingencirculaire (Vc) volgt dat er geen onderzoek naar behandelmogelijkheden nodig is wanneer de vreemdeling in kwestie afkomstig is uit een Europese lidstaat. Vast staat dat eiseres een Italiaanse verblijfsvergunning heeft. Hoewel het verblijfsdocument zelf verlopen is, is niet gebleken van een beslissing van de Italiaanse autoriteiten dat het verblijfsrecht is beëindigd
.Gelet hierop en op de inhoud van het BMA-advies, waaruit volgt dat er momenteel geen sprake is van behandeling dan wel psychische problematiek waarvoor behandeling noodzakelijk is, heeft verweerder geen nader onderzoek hoeven doen of medische garanties hoeven vragen aan Italië.
4.3
Voor zover eiseres stelt dat er in de praktijk obstakels zijn om in Italië uitvoering te kunnen geven aan dezelfde rechten als personen met de Italiaanse nationaliteit, wordt ook dit niet gevolgd. Ten aanzien van Italië kan, gelet op het feit dat eiseres statushouder is in Italië, behoudens concrete aanwijzingen van het tegendeel, uitgegaan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank verwijst hierbij ook nog naar paragraaf A3/7.4.4. van de Vc, waaruit volgt dat verweerder artikel 64 van de Vw niet toepast als de vreemdeling afkomstig is uit een lidstaat van de Europese Unie. In dat geval gaat verweerder ervan uit dat de medische voorzieningen in de betrokken lidstaat beschikbaar en toegankelijk zijn. De vreemdeling kan dit weerleggen door met (bij het indienen van de aanvraag te overleggen) bewijsmiddelen aannemelijk te maken dat dit uitgangspunt in zijn geval niet opgaat. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de Italiaanse overheid haar niet (meer) zou kunnen of willen helpen en dat zij – als dat nodig zou zijn – geen aanspraak (meer) kan maken op medische zorg. De enkele vrees van eiseres dat zij bij terugkeer naar Italië terechtkomt in een situatie als beschreven in het AIDA country-report over Italië 2021 (update 2022) op pagina 221 onder G, acht de rechtbank hiertoe onvoldoende. Bij eventuele klachten over het ontbreken van de benodigde medische behandeling of hulpvragen dient eiseres zich tot de Italiaanse autoriteiten te wenden. Niet gesteld of gebleken is dat dit niet van haar verwacht kan of mag worden.
4.4
Gelet op wat onder 4. en verder is overwogen is de rechtbank van oordeel dat verweerder op goede gronden is uitgegaan van het advies van het BMA van
27 januari 2023 en de afwijzing van de aanvraag op grond van artikel 64 van de Vw heeft gehandhaafd. Gelet hierop komt de rechtbank aan het overige wat eiseres aanvoert, over de terugwerkende kracht van een verblijfsaanspraak, niet toe.
Conclusie en gevolgen
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. Bouter - Rijksen, rechter, in aanwezigheid van
mr.T.M.M. Plukaard, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Arrest van 22 november 2022, ECLI:EU:C:2022:913 (X/Nederland).
2.Vergelijk de uitspraken van de Afdeling van 25 juli 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AY5703 en van 16 augustus 2013, ECLI:NL:RVS:2013:826.