ECLI:NL:RBDHA:2024:7196

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 mei 2024
Publicatiedatum
13 mei 2024
Zaaknummer
NL24.6937 en NL24.6938
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Kazachse eisers van Oeigoerse etniciteit wegens ongeloofwaardige vrees voor vervolging en uitzetting

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van Kazachse eisers van Oeigoerse etniciteit tegen de afwijzing van hun asielaanvragen beoordeeld. De eisers, die op 7 januari 2022 asiel hebben aangevraagd, stellen dat zij problemen hebben ondervonden van de Kazachse autoriteiten vanwege hun etniciteit en vrezen voor uitzetting naar China. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eisers zich niet onverwijld hebben gemeld na binnenkomst in Nederland en hun vrees voor vervolging niet aannemelijk hebben gemaakt.

De rechtbank heeft op 22 april 2024 de zaak behandeld, waarbij eisers bijgestaan werden door hun gemachtigde en een tolk. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvragen ongegrond zijn. De rechtbank oordeelt dat de gestelde problemen met de Kazachse autoriteiten ongeloofwaardig zijn en dat eisers niet hebben aangetoond dat zij bij terugkeer naar Kazachstan een reëel risico lopen op ernstige schade. De rechtbank wijst erop dat eisers zich pas vijf dagen na binnenkomst in Nederland hebben gemeld, wat niet voldoet aan de vereiste termijn.

De rechtbank benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van de asielaanvrager is om volledige en relevante informatie te verstrekken over de redenen voor vertrek. De verklaringen van eisers over hun vrees voor uitzetting naar China zijn niet onderbouwd met bewijsstukken en de rechtbank ziet onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat er een reëel risico op vervolging bestaat. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de eisers in de proceskosten af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.6937 en NL24.6938

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] (eiseres) en [eiser] (eiser),

V-nummers: [nummer] en [nummer],
mede namens hun minderjarige kinderen:
[naam 1], V-nummer [nummer],
[naam 2], V-nummer [nummer],
Hierna gezamenlijk te noemen: eisers,
(gemachtigde: mr. J.G. Brands),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. A.A. Wildeboer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen. Eisers hebben de Kazachse nationaliteit en zijn geboren op respectievelijk [datum], [datum], [datum] en [datum]. Zij hebben op
7 januari 2022 aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met de bestreden besluiten van 16 februari 2024 deze aanvragen in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 22 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, bijgestaan door hun gemachtigde. Ook is een tolk verschenen. Namens de staatssecretaris is zijn gemachtigde verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvragen van eisers. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de beroepen ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eisers leggen aan hun asielaanvragen het volgende ten grondslag. Eisers zijn geboren en opgegroeid in China. Zij stellen dat eiseres de Oeigoerse etniciteit heeft. In 2009 hebben eisers besloten om permanent in Kazachstan te verblijven. Zij hebben in 2013 een
Kazachs paspoort gekocht en het Chinese paspoort ingeleverd. Na enige tijd in Kazachstan te hebben geleefd en daar een eigen café te hebben geopend, is eiseres lastiggevallen door de Kazachse migratiepolitie. Zij wilden dat eiseres informatie zou doorspelen over Oeigoeren in Kazachstan. Eiseres is meermaals telefonisch lastiggevallen. Eisers zoontje is op een middag verdwenen en uiteindelijk weer teruggebracht. Eisers vermoeden dat de Kazachse autoriteiten hier achter zitten om de samenwerking met eiseres op deze manier af te dwingen. Bij terugkeer naar Kazachstan vrezen eisers dat zij zullen worden uitgeleverd aan China. In China vrezen zij vervolgens te worden opgepakt en te worden vermoord.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eisers bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst
2. Oeigoerse etniciteit van eiseres
3. De problemen met de Kazachse autoriteiten vanwege de Oeigoerse etniciteit
De staatssecretaris heeft relevant element 1 en 2 geloofwaardig geacht. Relevant element 3 is ongeloofwaardig geacht. Eiseres heeft pas in het nader gehoor verklaard over het vluchtmotief met betrekking tot haar etniciteit. Daarnaast hebben eisers, volgens de staatssecretaris, summiere en vage verklaringen afgelegd over een gestelde samenwerking met de Kazachse migratiepolitie en welk motief de politie daarbij zou hebben. Ook is volgens de staatssecretaris niet eenduidig verklaard over de telefoontjes die eiseres hierover zou hebben ontvangen. Inzake de verdwijning van hun zoon overweegt de staatssecretaris dat uit eisers eigen verklaringen blijkt dat hun zoontje een middag bij een Russisch gezin, dat in de buurt woonde, thuis is geweest om daar met hun zoontje te spelen. Volgens de staatssecretaris volgt hieruit niet dat er sprake was van ontvoering en dat de Kazachse autoriteiten hier achter zouden zitten. Uit de verklaringen blijkt volgens de staatssecretaris niet dat eisers een gegronde vrees voor vervolging hebben. Ook hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat zij gegronde vrees hebben dat zij bij terugkeer naar Kazachstan aan China worden uitgeleverd. De geloofwaardige geachte revelante elementen leiden volgens de staatssecretaris niet tot een reëel risico op ernstige schade. Daarnaast heeft de staatssecretaris geconcludeerd dat eisers niet direct bij aankomst in Nederland asiel hebben aangevraagd. In het bestreden besluit zijn de asielaanvragen afgewezen als kennelijk ongegrond.
Gronden
6. Eisers voeren aan dat zij zich, anders dan de staatssecretaris heeft geconcludeerd, onverwijld hebben gemeld na aankomst in Nederland. Eisers verwijzen daarbij naar een uitspraak van zittingsplaats Roermond van 9 mei 2022. [1] Daarnaast betogen eisers dat ten onrechte is tegengeworpen dat eiseres bij de politie iets anders heeft verklaard over de reden van vertrek uit Kazachstan dan zij in het nader gehoor heeft verklaard. Eisers wijzen erop dat de staatssecretaris eraan voorbijgaat dat eiser juist wel bij de politie reeds heeft aangegeven dat het motief om te vluchten was gelegen in de Oeigoerse afkomst.
Oordeel
Onverwijld melden na binnenkomst
7. De rechtbank is allereerst van oordeel dat de staatssecretaris de aanvragen van eisers terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Eisers hebben zich namelijk niet onverwijld gemeld. Uit het dossier blijkt dat eisers op zondag 2 januari 2022 Nederland zijn ingereisd. Zij hadden zich uiterlijk op dinsdag 4 januari 2022 moeten melden. Eisers hebben zich uiteindelijk op vrijdag 7 januari 2022 gemeld. Dat is buiten de 48 uurs-termijn als bedoeld in paragraaf C1/7.8 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich op het standpunt kunnen stellen dat eisers zich niet zo spoedig mogelijk -want pas na 5 dagen- hebben gemeld zonder dat zij daarvoor een gegronde reden hadden. Het ter zitting gevoerde betoog door de gemachtigde van eisers dat de overschrijding van de termijn verschoonbaar is, omdat het slechts om een lichte overschrijding gaat, volgt de rechtbank niet. De verwijzing naar de uitspraak van zittingsplaats Roermond gaat niet op, omdat naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van vergelijkbare gevallen.
Geloofwaardigheid relevant element 3
8. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de door eiseres gegeven verklaring bij de vreemdelingenpolitie terecht is tegengeworpen in het kader van de beoordeling van de geloofwaardigheid van het relaas. Eiseres heeft na binnenkomst in Nederland bij de vreemdelingenpolitie AVIM enkel economische motieven genoemd. Tijdens het nader gehoor is eiseres hiermee geconfronteerd. Op de vraag waarom zij op dat moment niets heeft gezegd over de problemen met Kazachse autoriteiten en haar etniciteit heeft eiseres geantwoord dat daarnaar niet werd gevraagd. (p. 27 NG). De rechtbank overweegt dat eiseres tijdens het nader gehoor vervolgens wel heeft verklaard over haar etniciteit als vluchtmotief. Naar het oordeel van de rechtbank stelt de staatssecretaris zich echter in het bestreden besluit terecht op het standpunt dat het de verantwoordelijkheid van elke asielaanvrager is om volledige en relevante informatie te verstrekken over de redenen voor het vertrek. Omdat de gestelde problemen met de autoriteiten wegens haar etniciteit voorafgaand aan de asielaanvraag aanwezig waren en de kern van haar relaas vormen, mocht van haar verwacht worden dat zij daarover verklaringen zou afleggen, ook bij de politie. De staatssecretaris heeft dan ook terecht meegewogen dat eiseres geen eenduidige verklaring heeft gegeven over de reden van vertrek uit Kazachstan. De staatssecretaris heeft dit in het nadeel van eiseres mogen meewegen in het kader van de beoordeling van de geloofwaardigheid van haar relaas. Het enkele feit dat eiser wel bij de politie heeft verklaard dat de problemen zijn ontstaan als gevolg van de etniciteit van eiseres maakt dit niet anders. De gemachtigde van de staatssecretaris heeft daarnaast ter zitting terecht opgemerkt dat dit aspect niet als enige is tegengeworpen, maar onderdeel van het geheel vormt, waarbij door de staatssecretaris alle aspecten in samenhang worden bezien en getoetst.
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat relevant element 3 ongeloofwaardig is. Daarbij is terecht betrokken dat de verklaringen van eiseres over de samenwerking met de migratiepolitie enkel zijn gebaseerd op aannames en vermoedens en dat overtuigende informatie hierover ontbreekt. Eiseres heeft daarbij niet kunnen uitleggen hoe zij wist dat het agenten in burger waren die haar hebben benaderd. De staatssecretaris mocht meewegen dat wisselend is verklaard over het motief van de gestelde samenwerking en op welke wijze dit verband zou houden met de Oeigoerse etniciteit van eiseres. Ook is terecht tegengeworpen dat eiseres wisselend heeft verklaard over hoe vaak en door wie zij (telefonisch) is benaderd voor de gestelde samenwerking. Daarnaast heeft de staatssecretaris mogen meewegen dat summier is verklaard over de vermissing van de zoon van eisers en dat de gestelde betrokkenheid daarbij van de Kazachse autoriteiten enkel is gebaseerd op aannames van de kant van eisers. Met de staatssecretaris is de rechtbank van oordeel dat eisers er niet in geslaagd zijn om hun gestelde vrees voor problemen met de autoriteiten te individualiseren met concrete aanwijzingen of informatie.
Vrees voor uitzetting naar China
8.2.
Eisers hebben ter zitting het standpunt ingenomen dat zij vrezen dat bij terugkeer hun Kazachse nationaliteit zal worden ingetrokken en dat zij zullen worden uitgezet naar China, vanwege de Oeigoerse etniciteit van eiseres en omdat de Chinese overheid veel invloed heeft in Kazachstan. Eiseres heeft ter zitting eveneens toegelicht dat er sinds dit jaar met een Kazachstans paspoort visumvrij gereisd kan worden tussen China en Kazachstan, zodat het voor de Chinese autoriteiten makkelijker wordt om haar te bereiken. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris in de bestreden besluiten reeds heeft overwogen dat de persoonlijke vrees voor uitlevering aan China door Kazachstan niet aannemelijk is gemaakt. De staatssecretaris heeft daarbij betrokken dat nu er heel veel Oeigoeren in Kazachstan wonen en niet aannemelijk is dat eisers in de negatieve aandacht staan; daarbij is niet geconcretiseerd dat de autoriteiten op de hoogte zouden zijn van het feit dat eisers hun nationaliteit hebben gekocht; eisers al heel lang in Kazachstan wonen zonder problemen en probleemloos documenten hebben kunnen krijgen en recent hebben kunnen verlengen. De enkele stelling ter zitting dat de Kazachse nationaliteit zal worden ingetrokken en zij zullen worden uitgezet naar China is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen omtrent de gevreesde mogelijke uitzetting. De rechtbank merkt daarbij op dat eiser en eiseres tijdens de gehoren allebei hebben verklaard nooit problemen te hebben gehad met de Chinese autoriteiten. Ook hebben zij hun angst voor uitzetting naar China niet onderbouwd met bewijsstukken. De staatssecretaris heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de vrees om vanuit Kazachstan naar China te worden uitgezet niet aannemelijk is gemaakt. De gemachtigde van de staatssecretaris heeft daarbij ter zitting terecht opgemerkt dat er geen enkele indicatie is dat in Kazachstan sprake zou zijn van structurele uitzetting van Oeigoeren naar China en dat ‘
a mere possibility’onvoldoende is om een reëel risico op ernstige schade aan te nemen. In het betoog van eisers ziet de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten om een reëel risico op ernstige schade aan te nemen.

Conclusie en gevolgen

9. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen-Telman, rechter, in aanwezigheid van mr. R.E.J. Jansen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.NL21.10091.