ECLI:NL:RBDHA:2024:7253

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
NL24.16248, NL24.16250 en NL24.16252
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen en verantwoordelijkheidskwesties onder de Dublinverordening met betrekking tot Kroatië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 8 mei 2024 uitspraak gedaan in drie zaken (NL24.16248, NL24.16250 en NL24.16252) betreffende asielaanvragen van eisers afkomstig uit Syrië. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen niet in behandeling genomen, omdat Kroatië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvragen. Eisers hebben beroep ingesteld tegen deze besluiten, waarbij zij stelden dat de Kroatische autoriteiten hun aanvragen niet inhoudelijk zouden behandelen en dat er risico's zijn voor hun veiligheid bij terugkeer naar Kroatië.

De rechtbank heeft de beroepen op 2 mei 2024 behandeld. Tijdens de zitting zijn eisers vertegenwoordigd door hun gemachtigde en was er een tolk aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers eerder asiel hebben aangevraagd in Kroatië en dat de Kroatische autoriteiten hebben ingestemd met de terugname van eisers. De rechtbank oordeelt dat er geen aanwijzingen zijn dat Kroatië de asielaanvragen van eisers niet op een veilige en rechtmatige manier zal behandelen. De rechtbank heeft ook de argumenten van eisers over systematische tekortkomingen in de Kroatische asielprocedure en de behandeling van minderjarige kinderen in overweging genomen, maar heeft geconcludeerd dat deze niet voldoende zijn om de besluiten van de staatssecretaris te weerleggen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de beroepen ongegrond verklaard, wat betekent dat de bestreden besluiten in stand blijven en eisers geen proceskostenvergoeding ontvangen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie verstrekt over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.16248, NL24.16250 en NL24.16252

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam eiser] , eiser 1, V-nummer: [V-nr.]

[naam eiseres], eiseres, V-nummer: [V-nr.]
mede namens hun minderjarige kinderen
[naam kind 1]en
[naam kind 2]
[naam eiser 2], eiser 2, V-nummer: [V-nr.]
hierna gezamenlijk te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. F.J.M. Schonkeren),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.A. Mandersloot).

Inleiding

In drie besluiten van 12 april 2024 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van eisers niet in behandeling genomen omdat Kroatië daarvoor verantwoordelijk is.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.
De rechtbank heeft de beroepen op 2 mei 2024 op een zitting behandeld in Breda. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen G. Ahmed. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eisers stellen te zijn geboren op respectievelijk [geboortedata] en de Syrische nationaliteit te hebben. Zij hebben op 18 december 2023 asiel aangevraagd in Nederland.
2. In de bestreden besluiten heeft verweerder de asielaanvragen van eisers niet in behandeling genomen. [1] Uit het Eurodac-systeem [2] is namelijk gebleken dat eisers eerder asiel hebben aangevraagd in Kroatië. De autoriteiten van Kroatië hebben het verzoek van verweerder [3] om eisers terug te nemen geaccepteerd. [4] Daarom is Kroatië volgens verweerder verantwoordelijk voor het behandelen van de asielaanvragen van eisers.
3. Eisers zijn het niet eens met de bestreden besluiten. Zij voeren aan dat de Kroatische autoriteiten niet hebben erkend dat zij hun asielaanvragen inhoudelijk moeten behandelen. Daarom is er volgens eisers een risico dat zij door Kroatië worden teruggestuurd naar Syrië, of naar Bosnië omdat zij daar eerder zijn geweest, terwijl het daar niet veilig is. Daarnaast voeren eisers aan dat er systematische tekortkomingen zijn in de Kroatische asielprocedure, omdat asielaanvragen van terugkerende asielzoekers worden behandeld als opvolgende asielaanvragen en daarom niet volledig worden beoordeeld. [5] Eisers wijzen hierbij op het AIDA-rapport. [6] Ten slotte voeren eisers aan dat zij gedurende hun eerdere verblijf in Kroatië onvriendelijk zijn behandeld, dat de kwaliteit van de opvangvoorzieningen erg slecht was en dat zij uit de opvang werden weggestuurd. Dit zijn volgens eisers bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder hun asielaanvragen alsnog in behandeling moet nemen. [7] Ook is terugkeer naar Kroatië volgens eisers niet in het belang van de minderjarige kinderen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. De Kroatische autoriteiten hebben de terugname van eisers expliciet geaccepteerd onder verwijzing naar artikel 20, vijfde lid, van de Dublinverordening. Deze bepaling beschrijft de procedure voor gevallen waarin de eerdere asielaanvraag in de ontvangende lidstaat is ingetrokken (of als ingetrokken is beschouwd). Dit betekent niet dat er aanleiding bestaat om aan te nemen dat Kroatië eisers gaat terugsturen naar Syrië of Bosnië terwijl het daar voor hen niet veilig is. Hierbij is van belang dat volgens de recente rechtspraak ten aanzien van Kroatië kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [8] Dit brengt mee dat ervan moet worden uitgegaan dat Kroatië eisers volgens de geldende internationale wet- en regelgeving zal behandelen.
5. Dit is pas anders als eisers aannemelijk maken dat er in Kroatië sprake is van systematische tekortkomingen in de asielprocedure. [9] Hierin zijn eisers met de verwijzing naar het AIDA-rapport niet geslaagd. Dit rapport is namelijk al betrokken bij de hiervoor genoemde recente rechtspraak. Uit dit rapport volgt niet dat asielaanvragen van terugkerende asielzoekers stelselmatig niet inhoudelijk worden behandeld. Ook volgt uit dit rapport niet dat Kroatië stelselmatig terugkerende asielzoekers uitzet naar gebieden waar het niet veilig is.
6. Verweerder mag asielaanvragen in behandeling nemen terwijl hij daartoe niet verplicht is. Volgens het beleid [10] van verweerder wordt van deze mogelijkheid terughoudend gebruik gemaakt, onder meer in gevallen waarin bijzondere individuele omstandigheden maken dat overdracht van onevenredige hardheid zou getuigen. Gelet hierop heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om van deze mogelijkheid gebruik te maken op basis van de verklaringen van eisers dat zij gedurende hun eerdere verblijf in Kroatië onvriendelijk zijn behandeld en dat de kwaliteit van de opvangvoorzieningen te wensen overliet. Hieruit blijkt namelijk geen onevenredige hardheid. In het bestreden besluit ten aanzien van eiseres heeft verweerder uitdrukkelijk ook aandacht besteed aan de minderjarige kinderen. Er is dan ook geen sprake van de situatie dat overdracht in strijd zou zijn met de belangen van het kind. Verweerder heeft in dit kader ter zitting kunnen wijzen op de vaste rechtspraak waaruit volgt dat de belangen van het kind voldoende zijn gewaarborgd als de Dublinverordening op een juiste manier wordt toegepast. [11]

Conclusie en gevolgen

7. De beroepen zijn ongegrond. Dit betekent dat eisers geen gelijk krijgen. De bestreden besluiten blijven in stand. Eisers krijgen daarom geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.In het Eurodac-systeem moeten de lidstaten van de Europese Unie aan de hand van vingerafdrukken onder meer registreren waar een vreemdeling asiel heeft aangevraagd.
3.Gebaseerd op artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Verordening (EU) Nr. 604/2013 (Dublinverordening).
4.Onder verwijzing naar artikel 20, vijfde lid, van de Dublinverordening.
5.Dit is volgens eisers in strijd met artikel 18, tweede lid, van de Dublinverordening.
6.Asylum Information Database, ‘Country Report: Croatia. 2022 update’, juni 2023.
7.Zoals bedoeld in artikel 17 van de Dublinverordening.
8.Uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3411, en 24 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:288.
9.Zie artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening.
10.Onderdeel C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
11.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 augustus 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2385. Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 23 januari 2019, ECLI:EU:C:2019:53.