Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen
[naam verzoeker] , verzoeker 1, V-nummer: [V-nr.]
[naam kind 1]en
[naam kind 2]
Rechtbank Den Haag
Op 8 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken NL24.16249, NL24.16251 en NL24.16253, waarin verzoekers, vertegenwoordigd door mr. F.J.M. Schonkeren, een voorlopige voorziening vroegen. De verzoekers, bestaande uit een aantal asielzoekers en hun minderjarige kinderen, hadden eerder asielaanvragen ingediend die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 12 april 2024 waren afgewezen. De reden voor deze afwijzing was dat Kroatië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvragen van de verzoekers.
De verzoekers stelden beroep in tegen de bestreden besluiten en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat zij niet uit Nederland verwijderd zouden worden tijdens de behandeling van hun beroepen. De voorzieningenrechter heeft de zaak buiten zitting beoordeeld op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. In de uitspraak van vandaag heeft de rechtbank echter geoordeeld dat de verzoeken om een voorlopige voorziening niet meer nodig zijn, omdat er al een uitspraak is gedaan op de beroepen die aan deze verzoeken ten grondslag lagen.
Daarom heeft de voorzieningenrechter de verzoeken als kennelijk ongegrond afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.