ECLI:NL:RBDHA:2024:7327

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
15 mei 2024
Zaaknummer
NL23.38779 en NL23.38780
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Pakistaanse eisers wegens onvoldoende onderbouwing van vrees voor eerwraak en valse aangifte

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, zijn de asielaanvragen van twee Pakistaanse eisers afgewezen. De eisers, een echtpaar dat in oktober 2021 asiel heeft aangevraagd, vreesden voor eerwraak en een valse aangifte van diefstal door de vader van de eiseres. De rechtbank heeft op 27 maart 2024 de beroepen behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvragen eerder afgewezen op 21 november 2023, en de rechtbank beoordeelde of deze afwijzing terecht was.

De rechtbank concludeert dat de vrees voor eerwraak niet aannemelijk is gemaakt. De eisers hebben aangevoerd dat hun vertrek uit Saoedi-Arabië zonder toestemming van de (schoon)vader hen in gevaar brengt, maar de rechtbank oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat de (schoon)vader hen daadwerkelijk zou willen schaden. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat de eisers geen expliciete doodsbedreigingen hebben ontvangen en dat hun problemen voornamelijk voortkwamen uit een financieel conflict met de (schoon)vader.

Daarnaast heeft de rechtbank de argumenten van eisers over de valse aangifte van diefstal door de vader van eiseres beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris deze valse aangifte niet ten onrechte heeft afgewezen, omdat de eisers onvoldoende details hebben verstrekt over deze aangifte. De rechtbank komt tot de conclusie dat de staatssecretaris de asielaanvragen terecht als ongegrond heeft afgewezen, en verklaart de beroepen ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 8 mei 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.38779 en NL23.38780
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen [eiseres], V-nummer: [V nummer 1] , eiseres
en
[eiser] ,V-nummer: [V nummer 2] , eiser, tezamen: eisers,
(gemachtigde: mr. W.C. Boelens), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.R. Vreijsen).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen. Eisers zijn van Pakistaanse nationaliteit en zijn geboren op [geboortedatum 1] 1995 respectievelijk [geboortedatum 2] 1989. Zij hebben op 8 oktober 2021 aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met de bestreden besluiten van 21 november 2023 deze aanvragen in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
De staatssecretaris heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
3. De rechtbank heeft de beroepen op 27 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, M. Haidari als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
4. Eisers leggen aan hun asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eisers zijn in februari 2012 getrouwd en woonden sinds december 2012 met de familie van eiseres in Saoedi-Arabië. De schoonvader van eiser heeft hem gesponsord met zijn werkvergunning en visum. Eiser stond sindsdien financieel bij hem in het krijt. Daarnaast is de (schoon)vader strenger gelovig dan eisers en heeft hij commentaar op de schoolkeuze van hun kinderen, alsmede de mate van geloofsovertuiging van eisers. Eisers voelen zich door hun (schoon)vader gecontroleerd, onderdrukt en vernederd. In oktober 2021 hebben eisers met hun gezin, zonder toestemming van (schoon)vader, Saoedi-Arabië verlaten omdat hun leven verschrikkelijk was en zij hun kinderen een betere toekomst willen geven. Bij terugkeer naar
Pakistan vrezen eisers te zullen worden opgepakt vanwege een valse aangifte van diefstal die is gedaan door de vader van eiseres en/of te worden vermoord in opdracht van hun (schoon)vader wegens het schenden van de eer van de familie.
De bestreden besluiten
5. Het asielrelaas van eisers bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1) Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2) Problemen met familie.
De staatssecretaris stelt zich hierover op het standpunt dat beide relevante elementen geloofwaardig zijn. De staatssecretaris concludeert echter dat de asielaanvragen afgewezen moeten worden als ongegrond omdat eisers geen verdragsvluchtelingen zijn en bij terugkeer naar Pakistan geen reëel risico op ernstige schade lopen.
6. In beroep voeren eisers – kort samengevat – aan dat de vrees voor eerwraak reëel is gelet op landeninformatie over Pakistan en gelet op de verregaande invloed van de vader van eiseres. Het vertrek van eisers met hun gezin zonder toestemming van de (schoon)vader vormt voldoende aanleiding voor eerwraak. Het niet geven van een streng islamitische opvoeding aan hun kinderen is eveneens risicovol in Pakistan. Verder stellen eisers zich op het standpunt dat verweerder miskent dat bewijs vergaren om hun vrees aannemelijk te maken heel moeilijk is.

Beoordeling rechtbank

7. De rechtbank beoordeelt de vraag of de staatssecretaris de asielaanvraag van eisers kon afwijzen als ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
8. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eisers ongegrond is. Hierna zal de rechtbank uitleggen hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Waar gaat het om?
9. De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de geloofwaardigheidsbeoordeling niet in geschil is. Centraal staat met name de aannemelijkheid en de zwaarwegendheid van de vrees voor eerwraak. Daarbij moet de vraag worden beantwoord of deze vrees aannemelijk is gemaakt en zo ja, of dit tot toekenning van internationale bescherming zou moeten leiden.
Kan de staatssecretaris de vrees voor eerwraak niet aannemelijk achten?
10. Eisers voeren in beroep aan dat de staatssecretaris ten onrechte de vrees voor eerwraak niet aannemelijk heeft geacht. Eisers wijzen ter onderbouwing van dit standpunt erop dat zij zonder toestemming van (schoon)vader vertrokken zijn en nadien met de dood zijn bedreigd. Ook wijzen zij op eerder gewelddadig handelen van de vader van eiseres in vergelijkbare situaties. Daarnaast vinden de verklaringen van eisers ten aanzien van het gevaar van eerwraak steun in landeninformatie over Pakistan. De staatssecretaris heeft miskend dat de vader van eiseres dermate invloedrijk is in Pakistan dat hij eisers straffeloos kan doden.
11. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eisers hun vrees voor eerwraak niet aannemelijk hebben gemaakt. Van belang daarbij is dat uit het Algemeen Ambtsbericht Pakistan blijkt dat het bij eerwraak voornamelijk gaat om ‘onzedelijk’ geachte gedragingen.1 Uit de verklaringen van eisers kan niet worden vastgesteld dat daar sprake van is. Ook is niet aannemelijk geworden dat eisers de familie te schande zouden hebben gemaakt en dat dit te schande maken voor derden zichtbaar is. De staatssecretaris mocht eisers in dit verband tegenwerpen dat de problemen van eisers begonnen zijn met een financieel conflict met de (schoon)vader. Dat heeft er uiteindelijk toe geleid dat eisers permanent uit Saudi-Arabië vertrokken zijn, omdat zij zich aan de ‘wurggreep’ van de (schoon)vader wilden onttrekken. De rechtbank neemt tevens in aanmerking dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft meegewogen dat eisers nooit expliciete doodsbedreigingen hebben ontvangen. Evenmin is gebleken dat eisers namens de familie via derden met de dood zijn bedreigd. De staatssecretaris werpt naar het oordeel van de rechtbank ook niet ten onrechte tegen dat uit de verklaringen van eisers niet is gebleken dat de vader van eiseres of andere familieleden geweld hebben toegepast bij conflicten die geen betrekking hadden op eerwraak. Het enkele beroep van eisers op landeninformatie vormt onvoldoende aanleiding om te oordelen dat het standpunt van de staatssecretaris niet houdbaar is.
11. Voor zover eisers hebben betoogd dat de vader van eiseres straffeloos zal blijven wanneer hij eisers in het kader van eerwraak doodt, volgt de rechtbank dit betoog niet. De staatssecretaris heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de stukken die eisers hebben overgelegd om de invloed van (schoon)vader te onderbouwen niet van dien aard zijn dat hieruit kan worden afgeleid dat de (schoon)vader boven de Pakistaanse wet staat. De staatssecretaris mocht in dat kader overwegen dat eerdere straffeloosheid van de (schoon)vader verband houdt met het ontbreken van wetgeving die eerwraak strafbaar stelt. Inmiddels, sinds 2016, is in Pakistan dergelijke anti-eerwraakwetgeving wel ingevoerd.2
De beroepsgrond slaagt niet.
Kan de staatssecretaris problemen in verband met een valse aangifte niet aannemelijk achten?
13. Eisers stellen zich op het standpunt dat de staatssecretaris ten onrechte heeft overwogen dat hij niet uitgaat van het bestaan van de valse aangifte die de vader van eiseres tegen hen zou hebben gedaan. De staatssecretaris heeft hierbij onvoldoende acht geslagen op de door eisers verstrekte informatie over deze valse aangifte en heeft zich niet gehouden aan Werkinstructie (WI) 2014/10, door verklaringen “van horen zeggen” niet bij de inhoudelijke beoordeling op dit punt te betrekken.
13. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris de verklaringen “van horen zeggen” over een (valse) aangifte van de vader van eiseres voldoende in zijn beoordeling heeft betrokken. Op de zitting is namens de staatssecretaris toegelicht dat hij de verklaring van eiseres dat zij van haar moeder heeft vernomen dat haar vader (een valse) aangifte heeft gedaan niet in twijfel trekt. De staatssecretaris mocht echter tegenwerpen dat eiseres blijkens haar verklaringen tijdens het nader gehoor3 slechts eenmaal telefonisch contact met haar
1. Algemeen Ambtsbericht Pakistan van de Minister van Buitenlandse Zaken van september 2022, pagina 80.
2 Algemeen Ambtsbericht Pakistan van de Minister van Buitenlandse Zaken van september 2022,
pagina 82-83.
moeder heeft gehad waarin het bestaan van deze aangifte ter sprake kwam. Eiseres noemt in haar verklaringen echter weinig tot geen details over de aangifte. De staatssecretaris werpt ook niet ten onrechte tegen dat eiseres bij haar moeder niet heeft doorgevraagd over deze (valse) aangifte. Niet ten onrechte heeft de staatssecretaris daarom overwogen dat aan de verklaringen over de aangifte niet de door eisers gewenste betekenis kan worden toegekend.
15. De rechtbank is verder van oordeel dat indien al sprake zou zijn van een aangifte door de vader tegen eisers van een beweerdelijk gepleegde diefstal in Pakistan, eisers door middel van hun paspoorten kunnen aantonen dat zij al geruime tijd niet in Pakistan zijn geweest en daarom niet verantwoordelijk kunnen zijn voor die diefstal.
De beroepsgrond slaagt niet.
Kan de staatssecretaris aannemen dat er geen sprake is van toegedichte afvalligheid?
16. Eisers wijzen in beroep op het gevaar van toegedichte afvalligheid wanneer zij in Pakistan hun kinderen een moderne islamitische opvoeding willen geven, welke opvoeding niet strookt met de conservatieve stroming (wahabisme) die de vader van eiseres aanhangt.
17. Naar het oordeel van de rechtbank stelt verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt dat uit de verklaringen en uit de correcties en aanvullingen van eisers blijkt dat zij zich hielden aan de streng islamitische regels van de vader van eiseres. Niet blijkt van toegedichte afvalligheid. Niet ten onrechte werpt verweerder in dit verband tegen dat eisers verzuimd hebben om over een toegedichte afvalligheid verklaringen af te leggen. Voor zover eisers stellen dat hun afwijkende visie op het geven van een islamitische opvoeding aanleiding vormt voor toegedichte afvalligheid, heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat dit een onzekere en in de toekomst gelegen omstandigheid is, waaraan niet de door eisers gewenste betekenis kan worden gehecht. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

18. Verweerder heeft de asielaanvraag van eisers terecht afgewezen als ongegrond. De door eisers daartegen gerichte beroepsgronden slagen niet. Het beroep is daarmee ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M.A.F.C. Lienaerts, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 mei 2024

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.