ECLI:NL:RBDHA:2024:7391

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 mei 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
NL23.21574
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielprocedure na intrekking beroep

In deze zaak heeft verzoekster op 21 juli 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar referent. Na een periode van inactiviteit van de staatssecretaris heeft verzoekster op 26 juli 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft uiteindelijk op 14 november 2023 een besluit genomen, waarna verzoekster op 20 november 2023 haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat verzoekster geen procesbelang heeft bij de beoordeling van haar tweede beroep, aangezien er al een eerste beroep liep. Hierdoor is er geen sprake van een ontvankelijk beroep en kan de rechtbank verzoekster niet tegemoetkomen in de proceskosten. De rechtbank wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.21574

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , verzoekster

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. M. Issa),
mede namens haar minderjarige zoon:

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer] ,
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Inleiding

Verzoekster heeft op 21 juli 2022 een aanvraag ingediend om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij [naam] (referent) in het kader van nareis.
Bij brief van 20 februari 2023 heeft verzoekster de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Verzoekster heeft vervolgens op 26 juli 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De staatssecretaris heeft op 10 augustus 2023 een verweerschrift ingediend.
De staatssecretaris heeft op 14 november 2023 een besluit genomen op de aanvraag.
Verzoekster heeft op 20 november 2023 het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Verzoekster heeft op 14 maart 2023 een eerste beroep tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag ingediend. Op 26 juli 2023 heeft verzoekster wederom beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar asielaanvraag. Deze uitspraak betreft het beroep van 26 juli 2023.
4. De rechtbank dient ambtshalve te beoordelen of verzoekster procesbelang heeft bij een beoordeling van haar tweede beroep. Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt dit procesbelang. Ten tijde van het instellen van dit beroep liep er immers nog een eerste beroep wegens het niet tijdig beslissen op de aanvraag van 21 juli 2022. Aangezien de rechtbank niet twee keer kan beslissen op een beroep gericht tegen hetzelfde niet tijdig nemen van een besluit dat hetzelfde doel dient heeft verzoekster geen belang met haar tweede beroep.
5. Nu er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan verzoeker in de zin van artikel 8:75a van de Awb. De rechtbank wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.