ECLI:NL:RBDHA:2024:7451

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 mei 2024
Publicatiedatum
17 mei 2024
Zaaknummer
NL24.19108
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring in vreemdelingenzaken en de validatie van handtekeningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 mei 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser van Poolse nationaliteit. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 1 mei 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 8 mei 2024 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser beoordeeld, waaronder de validatie van de handtekening onder de maatregel van bewaring en de zorgvuldigheid van de besluitvorming door verweerder.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de handtekening onder de maatregel niet kon worden gevalideerd, maar dat verweerder tijdig aan het verzoek van de rechtbank heeft voldaan door een digitaal afschrift van de maatregel te verstrekken. De rechtbank oordeelt dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is, ondanks het verzuim van verweerder om een afschrift aan eiser te verstrekken. De rechtbank heeft ook de gronden voor de maatregel van bewaring beoordeeld en geconcludeerd dat deze voldoende zijn om aan te nemen dat er een risico op onttrekking bestaat. Eiser heeft geen concrete feiten aangedragen die de onzorgvuldigheid van de besluitvorming zouden onderbouwen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.19108

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. S.C. van Paridon),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G.T. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 1 mei 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 8 mei 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. I. Polac. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Poolse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [Geboortedatum].
Valideren van de handtekening
2. Eiser voert aan dat verweerder niet heeft voldaan aan het verzoek van de rechtbank van 6 mei 2024, zodat de handtekening van de maatregel van bewaring niet gevalideerd kan worden. Nu dit het geval is, is de maatregel van bewaring van meet af aan onrechtmatig en dient het beroep gegrond te worden verklaard.
3. Deze beroepsgrond slaagt niet. Omdat gebleken is dat de handtekening onder de maatregel die verweerder in het digitale systeem van de rechtspraak heeft geplaatst niet kan worden gevalideerd, heeft de rechtbank verweerder op 6 mei 2024 verzocht om vóór dinsdag 7 mei 2024 12:00 uur, een digitaal afschrift van de maatregel per e-mail toe te zenden. Verweerder heeft op 6 mei 2024 om 16:04 uur aan dat verzoek gehoor gegeven. Weliswaar had de rechtbank verweerder verzocht om tevens een afschrift aan eiser te verstrekken, hetgeen verweerder heeft verzuimd, echter laat dit onverlet dat verweerder tijdig (deels) aan het verzoek van de rechtbank heeft voldaan én dat de rechtbank de handtekening heeft kunnen valideren. De rechtbank heeft zodoende de ondertekenaar geïdentificeerd, vastgesteld dat handtekening voldoet aan de in artikel 2:16 van de Awb [1] gestelde vereisten en dat het document sinds de ondertekening ongewijzigd is gebleven.. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te oordelen dat de maatregel om die reden onrechtmatig is.
De maatregel van bewaring
4. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging
daartoe gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft.
5. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd niet heeft betwist. De zware gronden zijn reeds voldoende om aan te nemen dat een risico op onttrekking bestaat. Deze gronden kunnen de maatregel van bewaring dragen
Onderzoek naar detentiegeschiktheid
6. Eiser heeft voorts aangevoerd dat het besluit om eiser in bewaring te stellen onzorgvuldig tot stand is gekomen, waardoor sprake is van een onrechtmatige inbewaringstelling. Verweerder is namelijk bekend met eisers verslavingsproblematiek en had daarin aanleiding moeten zien om eiser voorafgaande aan de bewaring te onderzoeken op detentiegeschiktheid. Bovendien had eiser alvorens hem in bewaring te stellen bezocht en beoordeeld moeten worden door de piketarts. Eiser beroept zich in dat verband op een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 november 2023. [2]
7. De rechtbank is van oordeel dat ook deze beroepsgrond niet slaagt. Voorafgaand aan de maatregel van bewaring is eiser gehoord. Daarin is blijkens het proces-verbaal van gehoor (M110) het volgende besproken:
V: Hoe gaat het met u gezondheid? Staat u onder doktersbehandeling?
A: Nee. Ik ben gezond en sta niet onder behandeling en gebruik geen medicijnen.
V: Bent u verslaafd?
A: Nee.
V: Bent u alcoholverslaafde?
A: Ik drink wel maar ik ben niet verslaafd.
V: Heeft u psychische problemen waar we rekening mee moeten houden?
A: Nee.
V: Wat vindt u van dit voornemen om u in bewaring te stellen ten fine van uitzetting?
A: Niets.
V: Zijn er overige redenen en/of bijzondere omstandigheden waar ik niet naar gevraagd heb
maar die u wel wil benoemen?
A: Nee.
V: Zijn er redenen of omstandigheden die u kunt aandragen waarom ik u niet in
vreemdelingenbewaring moet stellen?
A: Ik weet het niet.
V: Is alles u duidelijk en/of heeft u nog vragen aan mij?
A: Ik heb geen vragen.
8. Weliswaar is verweerder bekend met de (alcohol)verslavingsproblematiek van eiser, zoals ook blijkt uit de maatregel van bewaring, maar verweerder heeft in hetgeen eiser naar voren heeft gebracht tijdens het gehoor voorafgaande aan de bewaring, geen aanleiding hoeven zien om eiser aan een (nader) medisch onderzoek te onderwerpen in het kader van detentie(on)geschiktheid. Eiser heeft daartoe niets aangevoerd, noch is hiervan anderszins gebleken. [3] Dit geldt evenzeer voor een mogelijke drugsverslaving, zoals gesuggereerd door de gemachtigde van eiser ter zitting. Daarvan is niets terug te vinden in het dossier noch heeft eiser het beroep daarop nader onderbouwd en geconcretiseerd. Uit de uitspraak van de Afdeling waar eiser zich op beroept leidt de rechtbank evenmin af dat de Afdeling een cumulatief criterium heeft gecreëerd, zodanig dat in het geval van verslavingsproblematiek van een vreemdeling verweerder steevast een piketarts moet waarschuwen.
9. Voor zover eiser heeft betoogd dat de gezondheidszorg in het detentiecentrum Rotterdam, waar eiser verblijft, gelijkwaardig moet zijn aan de vrije maatschappij, heeft eiser nagelaten met concrete feiten en omstandigheden te onderbouwen dat hiervan geen sprake is. Dit klemt te meer nu in rechtspraak wordt aangenomen dat hiervan wel sprake is.
Ambtshalve toets
10. De rechtbank overweegt ten slotte dat zij ook ambtshalve oordelend, geen onregelmatigheden heeft vastgesteld bij de toepassing en tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring die leiden tot onrechtmatigheid van de maatregel.

Conclusie

11. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
3.Bijvoorbeeld uit de strafrechtelijke detentie- zie hiervoor ECLI:NL:RBDHA:2023:6208.