ECLI:NL:RBDHA:2024:7519

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
AWB - 22 _ 7697
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een WIA-uitkering en de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 27 mei 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar WIA-uitkering beoordeeld. Eiseres had haar aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend na een periode van ziekte, maar haar aanvraag werd afgewezen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 2,10%, dat later werd aangepast naar 25,68% na bezwaar. De rechtbank behandelt de argumenten van eiseres, die stelt dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is uitgevoerd en dat haar klachten niet juist zijn geduid. De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht en dat de rapporten van de verzekeringsartsen geen tegenstrijdigheden bevatten. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de rapporten niet aan de vereisten voldoen. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts b&b voldoende gemotiveerd heeft waarom een spreekuurcontact niet nodig was en dat de medische informatie die beschikbaar was, voldoende was voor een zorgvuldige beoordeling. De rechtbank wijst ook de argumenten van eiseres af dat de geduide functies ongeschikt zijn, en concludeert dat de arbeidsdeskundige b&b de functies adequaat heeft beoordeeld. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres per 13 juni 2022 geen recht heeft op een WIA-uitkering.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/7697

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 mei 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.A. van Harmelen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. T. Eversteijn).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar WIA-uitkering. [1]
In het besluit van 7 juni 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor de WIA-uitkering afgewezen.
In het besluit van 18 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard vanwege de aanpassing van het arbeidsongeschikt-heidspercentage van 2,10% naar 25,68%. Eiseres komt per 13 juni 2022 (nog steeds) niet in aanmerking voor een WIA-uitkering.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 15 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar echtgenoot en haar gemachtigde en de gemachtigde van verweerder.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1.1
Eiseres werkte van 12 augustus 2019 tot 1 december 2019 als haringsnijder voor gemiddeld 34,25 uur per week. Op 15 juni 2020 meldde zij zich vanuit de Werkloosheidswet (WW) ziek met nek-, schouder- en rugklachten met uitstraling naar de benen. Eiseres heeft ook psychische klachten (angsten en onzekerheden) en pijnklachten in de linkervoet die verband houden met een oude fractuur. Eiseres ontving een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). In oktober 2021 vond een eerstejaars ZW-beoordeling plaats, waarbij de beperkingen van eiseres zijn vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 19 oktober 2021. De ZW-uitkering is hierna voortgezet omdat eiseres minder dan 65% van haar vorige inkomen kon verdienen. Op 3 maart 2022 heeft eiseres een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend.
1.2
In het kader van deze aanvraag is eiseres op 11 mei 2022 door een verzekeringsarts op het spreekuur gezien. Deze arts heeft een rapport opgesteld en de beperkingen van eiseres vastgelegd in de FML van 11 mei 2022.
1.3
De arbeidsdeskundige heeft vervolgens een onderzoek verricht. Hij vindt eiseres aan de hand van de FML geschikt voor een aantal functies. Op basis van die functies is het arbeidsongeschiktheidspercentage 2,10%. Verweerder heeft hierna het primaire besluit genomen waarin dit staat vermeld.
1.4
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. De verzekeringsarts b&b heeft in zijn rapport van 3 oktober 2022 de belastbaarheid van eiseres heroverwogen. Hij heeft op basis van dossierstudie een onderzoek verricht. Hij wijkt af van het medisch oordeel van de eerste verzekeringsarts en heeft twee aanvullende beperkingen geduid. De aangepaste FML is van 3 oktober 2022.
1.5
De arbeidsdeskundige b&b heeft aan de hand van de aangepaste FML een herbeoordeling verricht. Hij heeft is tot de conclusie gekomen dat niet alle door de eerste arbeidsdeskundige geduid functies nog geschikt zijn voor eiseres. Hij heeft het CBBS-systeem [2] opnieuw geraadpleegd en de volgende functies voor eiseres geselecteerd: productiemedewerker industrie(samenstellen van producten) (SBC-code 111180), medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten) (SBC-code 111010), en productiemedewerker (papier, karton, drukkerij) (SBC-code 111174). Op basis van deze functies bedraagt het arbeidsongeschiktheidspercentage 25,68%. Dit is (nog steeds) minder dan 35% zodat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna heeft verweerder het bestreden besluit genomen.

Wat eiseres vindt

2.1
Eiseres stelt zich - samengevat - op het standpunt dat sprake is van een onzorgvuldig onderzoek omdat de verzekeringsarts b&b geen medische informatie heeft opgevraagd. Ook heeft er geen hoorzitting plaatsgevonden en is eiseres niet uitgenodigd voor een medisch onderzoek bij de verzekeringsarts b&b. Eiseres had graag in de bezwaarfase nog op het rapport van de verzekeringsarts b&b willen reageren. Zij heeft daarnaast op zitting naar voren gebracht dat zij bij het onderzoek van de eerste verzekeringsarts niet alles over haar medische situatie heeft kunnen vertellen omdat de tolk niet goed vertaalde. Dit had de echtgenoot van eiseres die ook aanwezig was opgemerkt.
2.2
Ook vindt eiseres dat haar medische klachten niet juist zijn geduid door de verzekeringsarts b&b. Daarnaast vindt eiseres dat zij de geduide functies niet kan uitoefenen. Eiseres brengt ook naar voren dat zij geprobeerd heeft om zelf een expertise-onderzoek te laten verrichten door een deskundige, maar zij heeft hiervoor onvoldoende financiële ruimte. Eiseres wil graag dat de rechtbank een medisch deskundige en een arbeidsdeskundige benoemt.

Waarover het gaat in deze zaak

3. De rechtbank beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest en of het standpunt van verweerder met betrekking tot de geschiktheid van eiseres voor de geduide functies per de datum in geding (13 juni 2022) kan worden gevolgd.

Wat de rechtbank vindt

4.1
De gemachtigde van eiseres stelt zich op het standpunt dat de mededeling in het bestreden besluit dat zij telefonisch kenbaar had gemaakt geen gebruik te willen maken van een hoorzitting, onjuist is. Zij kreeg van verweerder de keuze tussen een hoorzitting of een nieuw medisch onderzoek door de verzekeringsarts b&b. Zij koos voor de laatste optie, maar een dergelijk medisch onderzoek is niet verricht. Hiervan had de gemachtigde graag in kennis worden gesteld. Zij had dan alsnog kunnen verzoeken om een hoorzitting. Verweerder heeft hierover aangegeven dat er tot twee keer toe telefonisch contact is geweest met de gemachtigde van eiseres, namelijk op 2 en 5 september 2022. Verweerder wijst erop dat de gemachtigde in het telefoongesprek van 5 september 2022 heeft afgezien van het recht om te worden gehoord. Dit blijkt ook uit de telefoonnotitie van 5 september 2022, door verweerder overgelegd in beroep. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de inhoud van de telefoonnotitie. Zij neemt aan dat eiseres toestemming heeft verleend om af te zien van de hoorzitting. Er is dus geen sprake van schending van de hoorplicht.
4.2
Verweerder heeft ook naar voren gebracht dat het in zijn algemeenheid geen gangbare werkwijze is om in de bezwaarfase rapporten van verzekeringsartsen b&b voor reactie aan de andere partij voor te leggen. Op een rapport van de verzekeringsarts b&b kan in de beroepsprocedure worden gereageerd. Dat heeft eiseres ook gedaan. Bij de behandeling ter zitting is naar voren gekomen dat alle bekende medische informatie zich in het dossier bevindt en dat er geen punten zijn gemist.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
5. Verweerder mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
6.1
Anders dan eiseres is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de eerste verzekeringsarts eiseres lichamelijk en psychisch heeft onderzocht. De rechtbank leidt uit het rapport van de eerste verzekeringsarts af dat er uitgebreid onderzoek is verricht naar de nek-, rug-, arm- en linkervoetklachten. Hierbij is naar voren gekomen dat eiseres last heeft van pijn en stijfheid in haar nek en schouders met een uitstralende pijn naar de rechterarm. Ook was de eerste verzekeringsarts bekend met de pijnklachten aan het thoracale gedeelte in de rug met uitstraling naar de benen toe, met name het linkerbeen. Ook is bij het onderzoek naar voren gekomen dat eiseres last heeft van de linkervoet, waarbij met name de linkerenkel dik en pijnlijk is. Met betrekking tot de psychische klachten is bij het onderzoek naar voren gekomen dat eiseres last heeft van angsten en onzekerheden.
De verzekeringsarts b&b heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiseres. Hij heeft de medische informatie meegewogen in zijn beoordeling. Hierbij gaat het onder meer om medische onderzoeksbevindingen uit Turkije (de uitslag van de MRI) en informatie van de huisarts. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts b&b op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts b&b aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist.
6.2
Eiseres voert aan dat er ten onrechte geen spreekuurcontact met de verzekeringsarts b&b heeft plaatsgevonden. Het is vaste rechtspraak dat indien de medische grondslag van het primaire besluit gemotiveerd wordt betwist en er in de primaire fase geen spreekuurcontact met een geregistreerde verzekeringsarts heeft plaatsgevonden, als uitgangspunt geldt dat in de fase van bezwaar de betrokkene door een verzekeringsarts b&b tijdens een spreekuurcontact wordt onderzocht. [3] Van een spreekuurcontact kan in zo’n situatie in beginsel slechts worden afgezien indien de verzekeringsarts b&b voldoende kan motiveren dat in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie, een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts b&b in deze zaak voldoende gemotiveerd dat er kon worden afgezien van een spreekuurcontact in de bezwaarfase. De verzekeringsarts b&b wijst erop dat in de primaire fase een fysiek spreekuurcontact met een verzekeringsarts heeft plaatsgevonden waarbij een onafhankelijke tolk aanwezig was. Er is daarbij psychisch en lichamelijk onderzoek verricht. Aanvullend medisch onderzoek is volgens de verzekeringsarts b&b niet zinvol omdat de onderzoeksgegevens van meerdere artsen in lijn zijn met de informatie van de huisarts. De verzekeringsarts b&b wijst er ook op dat er bij eiseres sprake is van een vergevorderde zwangerschap. Hierdoor is actueel lichamelijk onderzoek onnodig belastend en het heeft ook geen meerwaarde voor beoordeling van de medische situatie per de datum in geding. De rechtbank kan de verzekeringsarts b&b hierin volgen.
6.3
Verder voert eiseres aan dat er ten onrechte geen actuele medische informatie is opgevraagd. De rechtbank wijst in dit verband op vaste rechtspraak waaruit volgt dat verzekeringsartsen in beginsel op hun eigen oordeel mogen afgaan. [4] Het raadplegen van de behandelaars is aangewezen in die gevallen waarin een behandeling in gang is gezet waarvan een beduidend effect op de belastbaarheid van een betrokkene te verwachten is of indien een betrokkene stelt dat de behandelend sector een beredeneerd afwijkend standpunt over de beperkingen heeft. Dergelijke omstandigheden doen zich in deze zaak niet voor. Er was ook medische informatie beschikbaar van de huisarts en van een arts uit Turkije.
Eiseres heeft niet nader geconcretiseerd welke informatie er volgens haar bij de medische
beoordeling ontbrak.
6.4
De rechtbank is verder van oordeel dat de rapporten van de verzekeringsartsen van het Uwv geen tegenstrijdigheden bevatten en dat de conclusies logisch voortvloeien uit de onderzoeksbevindingen. Verweerder mocht zich dan ook op deze rapportages baseren.
De beoordeling van de belastbaarheid
7.1
Eiseres vindt dat de vastgestelde belastbaarheid onjuist is. Zij heeft meer beperkingen voor het verrichten van arbeid dan door verweerder is aangenomen. Het bevreemdt eiseres dat zij bij gelijkblijvende klachten in het kader van de WIA geen uitkering ontvangt, terwijl zij in het kader van de eerstejaars ZW-beoordeling meer dan 65% arbeidsongeschikt werd geacht. Vervolgens wordt eiseres in het kader van de WIA eerst 2,1% arbeidsongeschikt geacht en hierna 25,68%. Die percentages liggen zo ver uit elkaar dat er twijfel is over de correctheid van de vastgestelde belastbaarheid. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar standpunt in beroep medische informatie overgelegd van de behandelend sector. Hierbij gaat het om een doorverwijzing van de huisarts van 2 november 2022 voor het maken van een foto van de linkervoet en een doorverwijzing van dezelfde datum naar de neuroloog voor de pijnklachten aan de nek en schouder. Ook is een doorverwijzing van de huisarts van 8 februari 2023 overgelegd voor Mensendiecktherapie, een doorverwijzing voor een second opinion van 20 januari 2023, diverse stukken van de fysiotherapeut, waaronder brieven van 24 juli 2020 en 21 februari 2023, patiëntgegevens die betrekking hebben op behandelingen vanaf 2020 tot en met 2023 en medicatielijsten. Ook heeft eiseres op 4 april 2024 een brief overgelegd van PsyQ van 5 maart 2023, een brief van neuroloog dr. J. Boiten van 23 december 2022, een radiologiebericht van 20 december 2022 van F.L. ten Hove, en brief van de fysiotherapeut, een huisartsenjournaal en informatie van een Turks ziekenhuis.
7.2
In wat eiseres aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de conclusies van de eerste verzekeringsarts en de verzekeringsarts b&b met betrekking tot de psychische en lichamelijke beperkingen van eiseres. Zowel de eerste arts als de verzekeringsarts b&b hebben geconstateerd dat eiseres een verminderde psychische en lichamelijke belastbaarheid heeft. Hierbij zijn de klachten zoals vermeld onder punt 6.1 in aanmerking genomen. Er zijn op psychisch gebied in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren van de FML diverse beperkingen aangenomen, in de vorm van specifieke voorwaarden in het persoonlijk- en sociaal functioneren, het hanteren van emotionele problemen van anderen en het omgaan met conflicten. Op lichamelijk gebied zijn er diverse beperkingen in de rubriek fysieke omgevingseisen vastgesteld, zoals het vermijden van tocht en kou, het dragen van zware beschermende middelen en trillingsbelasting. Het dynamisch handelen is beperkt in de vorm van hand- en vingergebruik rechts, het hanteren van het toetsenbord, frequent reiken en buigen, duwen en trekken, tillen of dragen, lang lopen en veelvuldig traplopen. Statische houdingen zijn beperkt in de vorm van lang in een houding zitten, gebogen of getordeerd actief zijn en boven schouderhoogte actief zijn. De verzekeringsarts b&b heeft hieraan twee beperkingen toegevoegd. Hierbij gaat het om een beperking voor klimmen omdat dit nekbelastend is en een beperking voor langdurig staan omdat staan bij eiseres een constante druk op de tussenwervelschijven geeft. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts b&b inzichtelijke en op goede wijze heeft gemotiveerd waarom er voor het aannemen van nog meer beperkingen, zoals een urenbeperking, geen aanleiding is. De verzekeringsarts b&b heeft uiteengezet dat de eerste verzekeringsarts op de hoogte was van de MRI uitslag van 20 augustus 2020 waarop een cervicale hernia en bijkomende afwijkingen gevonden zijn. De uitslag van dit Turkse onderzoek is in 2021 vertaald door de tolk. Net als bij eerder lichamelijk onderzoek zijn geen zenuwprikkeling of zenuwbeschadiging als gevolg van de hernia gevonden. Dit ligt in lijn met de bevindingen van de huisarts, die in de brief van 5 mei 2021 heeft bericht dat de pijnklachten vooral afkomstig zijn van spieren. Nader onderzoek vond de huisarts niet nodig omdat de afwijking geen therapeutische consequenties heeft. Een nekhernia die geen zenuwuitval geeft, wordt niet geopereerd en neigt naar spontane verbetering. Hierbij past daarom een afwachtend beleid. Zolang de beschreven afwijkingen in de nek geen zenuwprikkeling of uitval geven leiden ze tot matige beperkingen aan cervicale en thoracale wervelkolom en arm, maar niet tot beperkingen aan de lage rug of benen, aldus de verzekeringsarts b&b. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten om dit onjuist te achten. Het is niet gebleken dat eiseres met de hiervoor genoemde beperkingen tekort is gedaan. Eiseres heeft in beroep ook niet nader geconcretiseerd welke beperkingen volgens haar ontbreken.
7.3
De door eiseres in beroep overgelegde medische informatie geeft onvoldoende aanwijzingen voor het standpunt dat verweerder de medische situatie van eiseres op de datum in geding verkeerd heeft ingeschat. De rechtbank verwijst in dit verband naar het nadere rapport van de verzekeringsarts b&b van 2 februari 2023 waarin deze arts afdoende heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet om op basis van de informatie van de huisarts en de fysiotherapeut van 24 juli 2020 een ander standpunt in te nemen. Die motivering komt erop neer dat de fractuur die eiseres aan haar linkervoet had, bekend was. Hiervoor zijn diverse beperkingen vastgesteld in de FML (zwaar tillen, dragen, lopen, traplopen, klimmen en staan). Met betrekking tot de overige klachten, waaronder de nekhernia, zijn geen nieuwe medische feiten naar voren gekomen.
7.4
Ook de door eiseres bij brief van 4 april 2024 overgelegde medische informatie leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De rechtbank vindt dat de gemachtigde van verweerder op de zitting afdoende heeft gemotiveerd waarom die informatie niet tot een ander standpunt kan leiden. Zo heeft zij uiteengezet dat de brief van PsyQ van 5 maart 2023 van ruim na de datum in geding is. Daarbij komt dat de psychische klachten die hierin staan vermeld, bekend waren bij de verzekeringsartsen. Hiermee is bij het vaststellen van de beperkingen rekening gehouden. Verder komt in de brief naar voren dat er sprake is van een toename van klachten na de bevalling. Omdat de bevalling 5 maanden na de datum in geding plaatsvond, kan met de toename van die klachten in deze zaak geen rekening worden gehouden.
Met betrekking tot de brief van neuroloog Boiten van 23 december 2022 heeft de gemachtigde van verweerder opgemerkt dat de onderzoeksbevindingen die hierin staan vermeld overeenkomen met de al bekende gegevens. Er is een MRI verricht waarbij geen aanwijzingen van een radiculair syndroom naar voren zijn gekomen. De MRI toont cervicaal enige degeneratieve veranderingen C5-6, maar geen neurologische afwijkingen zoals een cervicale HNP of wortelcompressie. Het gaat met name om chronische tendomyogene pijnklachten.
Uit het radiologiebericht van 20 december 2022 blijkt dat er een röntgenfoto is gemaakt van de linkervoet. Hierbij is een normale botstructuur en vaag herkenbare fractuurlijnen naar voren gekomen. Er blijkt wel duidelijk dat er ooit een breuk is geweest. De gemachtigde van verweerder wijst erop dat de verzekeringsarts b&b beperkingen op dat gebied heeft aangenomen.
Ook de overgelegde medische informatie van de DC Kliniek kan niet tot een ander oordeel leiden, mede omdat er geen datum in de brief staat vermeld en het daarom niet duidelijk is of deze informatie betrekking heeft op de datum in geding.
Met betrekking tot de brief van de fysiotherapeut en de stukken van de kliniek in Turkije heeft de gemachtigde van verweerder opgemerkt dat hierop eerder al is gereageerd. Ook in het overgelegde huisartsenjournaal staan volgens verweerder geen medische gegevens vermeld die nog niet bekend waren.
De rechtbank acht de hiervoor vermelde motivering en uitleg van de gemachtigde van verweerder navolgbaar. De rechtbank kan zich verenigen met het feit dat de bedoelde medische informatie, mede gelet op de late indiening hiervan, niet meer voor reactie is voorgelegd aan de verzekeringsarts b&b.
7.5
De rechtbank begrijpt dat het eiseres bevreemdt dat zij eerder in het kader van de ZW volledig arbeidsongeschikt was en nu volledig arbeidsgeschikt is bevonden. Dat betekent echter niet dat deze beoordeling onjuist is. De verzekeringsarts b&b heeft de FML die bij de eerstejaars ZW-beoordeling is opgesteld, vergeleken met de FML die in het kader van de WIA-beoordeling opgesteld. Hierbij is enerzijds naar voren gekomen dat er in het kader van de WIA-beoordeling op diverse items meer beperkingen zijn vastgesteld. Anderzijds zijn er (iets) minder beperkingen aangenomen. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts b&b afdoende heeft gemotiveerd waarom dat juist is. De rechtbank neemt hierbij mede in aanmerking dat de eerdere FML voor een andere datum in geding geldt en in het kader van een andere beoordeling, namelijk de eerstejaars ZW-beoordeling, is opgesteld.
8. De rechtbank gaat daarom uit van de juistheid van de conclusies van de verzekeringsarts van het Uwv. De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht en ziet daarom geen reden een deskundige te benoemen.
De arbeidskundige beoordeling
9.1
Eiseres vindt dat de geduide functies die de arbeidsdeskundige b&b voor haar heeft geselecteerd ongeschikt zijn. Het betreffen functies die voornamelijk bestaan uit repeterende werkzaamheden van hand- en vingergebruik. Ook worden de functies vanuit een statische houding uitgevoerd, namelijk aan de lopende band of machine. Verder bestaat de functie medewerker tuinbouw vooral uit staan en lopen. Eiseres is hiervoor volgens de verzekeringsarts b&b beperkt geacht.
9.2
De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundige b&b in zijn rapport voldoende heeft uitgelegd waarom de geduide functies geschikt zijn voor eiseres. De arbeidsdeskundige b&b heeft de knelpunten/overschrijdingen van de signaleringen beoordeeld en toegelicht. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De belasting in de functies gaat de vastgestelde belastbaarheid van eiseres niet te boven. De rechtbank leidt uit het rapport van de arbeidsdeskundige b&b af dat er in de geduide functies geen sprake is van lopende band werk en/of het gedwongen volgen van een hoog tempo van een machine. Er is een geen sprake van het voortdurend, vanuit een gedwongen houding, uitvoeren van hand-, vinger- en armbewegingen.
9.3
Uit het resultaat functiebeoordeling van de geduide functie medewerker tuinbouw heeft de rechtbank afgeleid dat twee van de drie taken zowel zittend als staand kan worden uitgevoerd. Er is daarom geen sprake van een overschrijding van de belastbaarheid van eiseres op het item staan. Dit geldt ook voor het lopen zoals dat in de functie voorkomt. Er is geen sprake van een signalering op dat punt. Dit betekent dat de belastbaarheid van eiseres op dit punt niet wordt overschreden.
10. De rechtbank vindt dat verweerder voldoende duidelijk heeft onderbouwd dat eiseres in staat moet worden geacht om de geselecteerde functies te vervullen.
Het beroep op het evenredigheidsbeginsel
11.1
Eiseres voert ook aan dat de strikte toepassing van de WIA onredelijk en onevenredig is. Zij vindt de rekenmethode die wordt gebruikt om de mate van arbeidsongeschiktheid oneerlijk omdat de grens van 35% niet van toepassing is op de mate van arbeidsongeschiktheid maar op wat nog kan worden verdiend. Er wordt dus niet gekeken naar hoe ziek iemand is. Juist voor mensen met laagbetaalde banen die arbeidsongeschikt worden, heeft het een verkeerd effect. Eiseres wijst in dit verband op een rapport van de Onafhankelijke commissie toekomst arbeidsongeschiktheidsstelsel (Octas) van 24 februari 2024, waaruit volgens eiseres volgt dat het stelsel van de WIA nodeloos complex is en onvoldoende werkt.
11.2
De rechtbank begrijpt dat de emotionele en ook financiële situatie waarin eiseres verkeert moeilijk is, maar het beroep op het evenredigheidsbeginsel kan niet slagen. De toepasselijke wetsbepalingen zijn namelijk dwingendrechtelijk van aard. Deze bieden in dit geval geen ruimte voor een belangenafweging en toetsing aan het evenredigheidsbeginsel. [5]
Weliswaar kan uit het rapport van Octas worden afgeleid dat er kritiek is op de wijze waarop arbeidsongeschiktheidsbeoordelingen in het kader van de WIA worden uitgevoerd, maar het is niet aan de rechtbank om vooruit te lopen op mogelijke wijzigingen van het arbeidsongeschiktheidsstelsel.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres per 13 juni 2022 geen recht heeft op een WIA- uitkering. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van
S.J.W. Stort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
2.het Claim Beoordelings- en Borgingssysteem
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 18 december 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:4310.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 23 november 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2537.