ECLI:NL:RBDHA:2024:764

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2024
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
NL23.30240
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlengingsbesluit van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verlengingsbesluit van de maatregel van bewaring van een Marokkaanse vreemdeling. De maatregel was oorspronkelijk opgelegd op 24 maart 2023 en op 18 september 2023 met maximaal twaalf maanden verlengd. De eiser, die een asielaanvraag had ingediend, stelde dat de verlenging onrechtmatig was en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring terecht was verlengd, omdat de eiser niet beschikte over een geldig document voor grensoverschrijding en niet meewerkte aan zijn uitzetting. De rechtbank concludeerde dat er zicht op uitzetting naar Marokko was en dat verweerder voldoende voortvarend had gehandeld. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De rechtbank benadrukte dat de wettelijke voorwaarden voor verlenging van de maatregel waren nageleefd en dat er geen grond was voor het oordeel dat de verlenging onrechtmatig was. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak aangegeven.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.30240

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser ] , zich ook noemende [naam eiser ] , eiser

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. S. Ben Ahmed),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: M. Lorier).

Procesverloop

Verweerder heeft op 24 maart 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Bij besluit van 18 september 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de maatregel van bewaring met ten hoogste twaalf maanden verlengd.
Eiser heeft tegen het verlengingsbesluit beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft op 5 oktober 2023 de maatregel van bewaring van 24 maart 2023 opgeheven, omdat eiser een asielaanvraag heeft ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 16 januari 2024.

Overwegingen

1. Eiser stelt [naam eiser ] te heten, te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Op grond van artikel 96, zevende lid, van de Vw kan de rechtbank ook zonder toestemming van partijen bepalen dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. Gelet op de inhoud van het digitale dossier en de door partijen overgelegde stukken acht de rechtbank zich voldoende voorgelicht om zonder zitting uitspraak te kunnen doen. In het verzoek van eiser om een zitting ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding voor een ander oordeel.
3. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
Toetsingskader
4. Eiser verbleef in vreemdelingenbewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw. Op grond van het derde lid wordt de bewaring beëindigd zodra de vreemdeling te kennen geeft Nederland te willen verlaten en hiertoe voor hem ook gelegenheid bestaat. Op grond van het vijfde lid duurt de bewaring krachtens het eerste lid niet langer dan zes maanden. Op grond van het zesde lid kan de bewaring ten hoogste met nog eens twaalf maanden worden verlengd, indien de uitzetting, alle redelijke inspanningen ten spijt, wellicht meer tijd zal vergen, op grond dat de vreemdeling niet meewerkt aan zijn uitzetting of de daartoe benodigde documentatie uit derde landen nog ontbreekt.
5. Verweerder moet in het verlengingsbesluit volgens zijn beleid, neergelegd in paragraaf A5/6.8 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc), nagaan of er voldaan is aan de voorwaarden voor verlenging, of er nog voldoende gronden voor de bewaring zijn, of de bewaring voor de
vreemdeling onredelijk bezwarend is en of er zicht op uitzetting bestaat. Als dit voldoende
gemotiveerd is, wordt hiermee voldaan aan alle uit de Terugkeerrichtlijn [1] en het arrest
Mahdi [2] voortvloeiende vereisten voor het nemen van een verlengingsbesluit. Er hoeft geen
aparte verzwaarde belangenafweging plaats te vinden bij het bepalen of de maatregel van bewaring verlengd mag worden. [3]
Voorwaarden voor verlenging
6. Eiser acht de duur van de verlenging niet proportioneel. Door de termijn met twaalf maanden te verlengen, verdwijnt elke prikkel voor verweerder om voortvarend te handelen in het kader van eisers uitzetting naar Marokko.
7. De rechtbank volgt eisers stelling niet. Allereerst stelt zij vast dat aan de wettelijke voorwaarden voor de verlenging van de maatregel van bewaring is voldaan. In het verlengingsbesluit is immers terecht overwogen dat eiser niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding. Verweerder heeft terecht het ontbreken van benodigde documentatie uit het derde land aan de verlenging van de maatregel ten grondslag gelegd, omdat er ondanks verweerders inspanningen geen LP [4] voor eiser was verstrekt ten tijde van het nemen van het verlengingsbesluit. Verweerder werpt eiser daarnaast terecht tegen dat hij niet meewerkt aan zijn uitzetting, zodat er alleen al hierom een grond voor verlenging van de bewaring bestaat. Uit het dossier blijkt namelijk dat eiser zelf geen inspanningen heeft verricht met het oog op zijn uitzetting of om het onderzoek naar zijn identiteit en nationaliteit te bespoedigen. Bovendien volgt uit de verstrekte LP van 22 september 2023 dat eiser onjuiste persoonsgegevens aan verweerder heeft verstrekt. Met het verstrekken van onjuiste persoonsgegevens aan verweerder, frustreert eiser het onderzoek naar zijn identiteit en nationaliteit. Verweerder heeft dus de maatregel met ten hoogste twaalf maanden kunnen verlengen. Anders dan eiser stelt, heeft de verlenging niet tot gevolg dat verweerder niet meer voortvarend hoeft te handelen in het kader van eisers uitzetting naar Marokko. De plicht om voortvarend te handelen blijft immers van toepassing op verweerder, ongeacht de duur van de verlenging.
Gronden voor bewaring
8. De rechtbank stelt vast dat eiser de zware en lichte gronden [5] die aan het verlengingsbesluit ten grondslag liggen niet heeft bestreden. Zij stelt verder vast dat het verlengingsbesluit verwijst naar de gronden van bewaring zoals opgenomen in de maatregel van 24 maart 2023. Niet is gebleken dat deze gronden, die eerder al door de rechtbank zijn getoetst, zich niet langer voordoen. [6] Gelet hierop bestaat nog altijd het risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert.
Zicht op uitzetting, voortvarend handelen en lichter middel
9. Eiser voert aan dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ontbreekt. De nationaliteit van eiser is door de Marokkaanse autoriteiten op 12 september 2023 bevestigd. Ook is een LP toegezegd, maar er is nog geen LP door de Marokkaanse autoriteiten afgegeven. Daarnaast heeft verweerder niet onderzocht of in het geval van eiser een presentatievereiste geldt. [7] Verder heeft verweerder sinds 12 september 2023 onvoldoende voortvarend gehandeld. De belangenafweging dient daarom in het voordeel van eiser uit te vallen.
10. De rechtbank is van oordeel dat zicht op uitzetting naar Marokko binnen een redelijke termijn aanwezig is. Uit het verweerschrift volgt namelijk dat verweerder op 22 september 2023 een LP heeft ontvangen van de Marokkaanse autoriteiten. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld na de nationaliteitsbevestiging en toezegging van de Marokkaanse autoriteiten van 12 september 2023. Uit de voortgangsrapportage volgt immers dat DIA [8] op 14 september 2023 aan het Marokkaanse consulaat heeft gevraagd of direct een LP kan worden afgegeven naar aanleiding van de toezegging. In de dagen hierna heeft verweerder handelingen verricht in het kader van de vliegreis naar Marokko. Voor zover eiser stelt dat verweerder gehouden was om na een belangenafweging een lichter middel toe te passen, heeft eiser deze stelling niet nader onderbouwd. Bovendien heeft verweerder in het verlengingsbesluit voldoende toegelicht dat een lichter middel niet doeltreffend is en dat niet is gebleken dat de detentie onevenredig bezwarend voor eiser is. De beroepsgrond faalt.
Ambtshalve toetsing
11. Ook overigens is er geen grond voor het oordeel dat het verlengen van de duur van de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
Conclusie
12. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
13. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Richtlijn 2008/115/EG.
2.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 5 juni 2014, ECLI:EU:C:2014:1320.
3.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4460.
4.Laissez-passer.
5.Als bedoeld in artikel 5.1b, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
6.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, 11 april 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:5359.
7.Eiser verwijst in dat kader naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen van 14 augustus 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:12107.
8.Directie Internationale Aangelegenheden.