ECLI:NL:RBDHA:2024:7677
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning regulier voor familie- of gezinslid door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 22 mei 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken NL22.17559 en NL22.17561, waarin eisers, vertegenwoordigd door mr. I. Özkara, in beroep gingen tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'verblijf als familie- of gezinslid'. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. S.J. Versteeg, had de aanvragen afgewezen met een besluit van 17 maart 2022, en deze afwijzing was in stand gebleven na het besluit op bezwaar van 1 september 2022.
De rechtbank heeft de beroepen op 3 april 2024 behandeld, maar eisers en hun gemachtigde waren niet verschenen. De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvragen beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eisers. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvragen terecht heeft afgewezen, omdat eisers niet in het bezit zijn van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet van het mvv-vereiste konden worden vrijgesteld. De referent van eisers had geen verblijfsvergunning in Nederland en zijn aanvraag was eerder afgewezen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het betoog van eisers, dat de staatssecretaris hun aanvragen niet mocht afwijzen vanwege de afwijzing van de verblijfsvergunning van de referent, niet slaagt. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de aanvragen in stand blijft. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten of het griffierecht aan eisers te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, in aanwezigheid van griffier mr. S.J.B. ter Beke.