ECLI:NL:RVS:2025:1789
Raad van State
- Hoger beroep
- M.J.M. Ristra-Peeters
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellanten A en B tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 22 mei 2024. De rechtbank had eerder de aanvragen van appellanten om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen, welke aanvragen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 17 maart 2022 waren afgewezen. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 1 september 2022, hebben appellanten beroep ingesteld. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond, waarna appellanten hoger beroep hebben ingesteld, vertegenwoordigd door mr. I. Özkara, advocaat in Arnhem.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 23 april 2025 uitspraak gedaan. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, waarbij de Afdeling bevestigt dat de uitspraak van de rechtbank niet vernietigd wordt. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep samenhangt met een andere zaak van een familielid van appellanten, waarin ook een ongegrondverklaring heeft plaatsgevonden. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Ristra-Peeters, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A.M.J. Graat, griffier.