ECLI:NL:RBDHA:2024:7898
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 23 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep dat door eiser is ingediend tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. G.J. Dijkman, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op 4 oktober 2022. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was verweerder in deze procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder op 14 november 2022 Italië had verzocht om eiser over te nemen op basis van de Dublinverordening, en dat dit verzoek door de Italiaanse autoriteiten op 15 januari 2023 was geaccepteerd.
De rechtbank heeft overwogen dat, gezien de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 26 april 2023, het voor verweerder duidelijk was dat een overdracht aan Italië niet mogelijk was. Dit betekende dat verweerder verantwoordelijk werd voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de beslistermijn voor de asielaanvraag van eiser was verlengd met negen maanden op basis van een besluit dat op 27 september 2022 van kracht werd. Hierdoor was de termijn voor het nemen van een besluit nog niet verstreken op het moment dat eiser op 1 maart 2024 een ingebrekestelling indiende.
Aangezien de ingebrekestelling prematuur was, heeft de rechtbank geoordeeld dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder. Het beroep van eiser is daarom niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op 23 mei 2024.