ECLI:NL:RBDHA:2024:8015

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2024
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
24.7584
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak hebben eisers, van Syrische nationaliteit, op 9 november 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid van een referent. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een beroep van eisers op 18 juli 2023. De rechtbank heeft eerder, op 22 september 2023, geoordeeld dat de staatssecretaris binnen een termijn van acht weken een besluit moest nemen. Deze termijn is verstreken zonder dat de staatssecretaris een besluit heeft genomen, wat heeft geleid tot een nieuwe rechtszaak op 27 februari 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris in gebreke is gebleven en heeft geoordeeld dat het beroep van eisers gegrond is. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een beslissing op de aanvraag bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de proceskosten en het griffierecht aan eisers toegewezen. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en is openbaar gemaakt op 20 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.7584, NL24.7485 en NL24.7519 rectificatie

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam],

geboren op [geboortedatum],
Van Syrische nationaliteit,
v-nummer: [nummer],
mede namens haar kinderen:

[naam],

geboren op [geboortedatum],
van Syrische nationaliteit,
v-nummer: [nummer],

[naam],

geboren op [geboortedatum],
van Syrische nationaliteit,
v-nummer: [nummer],
gezamenlijk eisers,
(gemachtigde: mr. S.R. Nohar),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Procesverloop

Eisers hebben op 9 november 2022 een aanvraag ingediend om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij [naam] (referent) in het kader van nareis.
Bij brief van 23 juni 2023 hebben eisers de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun aanvraag. Eisers hebben vervolgens op 18 juli 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Bij uitspraak van 22 september 2023 heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep van 18 juli 2023 gegrond verklaard en daarbij aan de staatssecretaris een beslistermijn van acht weken opgelegd. Indien binnen deze termijn van acht weken zou blijken dat nader onderzoek zou moeten plaatsvinden, oordeelde de rechtbank dat binnen twintig weken een besluit bekend moest worden gemaakt.
Op 27 februari 2024 hebben eisers opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag voor een machtiging voorlopig verblijf in het kader van nareis.
De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 maart 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:673), volgt dat wanneer de wettelijke termijn voor het nemen van een besluit is verstreken, in beginsel een ingebrekestelling is vereist in het geval dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit (voor de eerste maal) beroep wordt ingesteld bij de bestuursrechter. Uit voornoemde uitspraak volgt ook dat wanneer de bestuursrechter een termijn heeft gesteld en het bestuursorgaan zich, in weerwil van het gezag van deze rechterlijke uitspraak, daaraan niet houdt, een nieuwe ingebrekestelling niet is vereist.
5. In de uitspraak van 22 september 2023 van deze rechtbank en zittingsplaats heeft de rechtbank aan de staatssecretaris een concrete beslistermijn van acht weken gegeven, waarbinnen de staatssecretaris het besluit bekend had moeten maken. Indien de staatssecretaris binnen deze termijn zou beslissen tot nader onderzoek, oordeelde de rechtbank dat de concrete beslistermijn op de aanvraag van eisers twintig weken omvatte. Uit het dossier blijkt niet dat de staatssecretaris tot nader onderzoek heeft beslist. Dit betekent dat de staatssecretaris binnen acht weken het besluit bekend had moeten maken. De staatssecretaris heeft hieraan niet voldaan. Inmiddels is de aan die uitspraak verbonden rechterlijke dwangsom van € 7.500 verbeurd. Verder zijn wederom meerdere maanden verstreken en heeft de staatssecretaris nog geen besluit op eisers aanvraag bekend gemaakt.
6. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
7. De meervoudige kamer van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, heeft bij uitspraak van 17 maart 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:3590) geoordeeld dat bij de overschrijding van de beslistermijn bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning sprake is van een bijzonder geval als bedoeld in artikel 8:55d Awb en tevens overwegingen gewijd aan het bepalen van een nadere termijn voor het alsnog beslissen op dergelijke aanvragen. De rechtbank sluit zich aan bij dit oordeel, neemt de overwegingen uit voornoemde uitspraak over en ziet geen aanleiding om daar in deze zaak anders over te oordelen.
8. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris binnen de door deze rechtbank en zittingsplaats op 22 september 2023 opgelegde beslistermijn van acht weken niet heeft laten weten een nader onderzoek te willen laten plaatsvinden. De rechtbank maakt hieruit op dat de staatssecretaris voor een nader onderzoek geen aanleiding (meer) ziet. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank bepaalt daarom dat de staatssecretaris binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een beslissing op de aanvraag bekend moet maken.
9. Met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden door de staatssecretaris. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
10. Op verzoek stelt de rechtbank de hoogte vast van de bestuurlijke dwangsom die de staatssecretaris op grond van afdeling 4.1.3 van de Awb verschuldigd is. Eisers hebben verzocht deze dwangsom vast te stellen. Omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de dag als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb, stelt de rechtbank de verbeurde dwangsom vast op
10. € 1.442,-. De rechtbank is van oordeel dat een redelijke uitleg van artikel 4:17 van de Awb meebrengt dat de staatssecretaris slecht éénmaal een bestuurlijke dwangsom verbeurt omdat sprake is van een meervoudige aanvraag waarbij samenhang kan worden aangenomen. In het geval van eisers is er sprake van drie aanvragen die op dezelfde dag zijn ingediend. Daarnaast zijn eisers gezinsleden van elkaar. Het betreffen de echtgenote en kinderen van referent. De rechtbank oordeelt daarom dat er sprake is van samenhang en dat in feite sprake is van één beslissing op de aanvragen die genomen moet worden. Dat leidt ertoe dat er ook maar één dwangsom door de staatssecretaris betaald moet worden.
12. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eisers betaalde griffierecht en gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde van
€ 875,- en een wegingsfactor 0,5). Ook moet de staatssecretaris het door eisers betaalde griffierecht vergoeden.
13. Deze hersteluitspraak is gedaan omdat in de oorspronkelijke uitspraak een omissie is opgetreden. In de oorspronkelijke uitspraak ontbraken de zaaknummers NL24.7485 en NL24.7519. De rechtbank is hierop gewezen door de staatssecretaris. Deze hersteluitspraak treedt in de plaats van de oorspronkelijke uitspraak die op 27 mei 2024 is gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de staatssecretaris op binnen acht weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken.
  • bepaalt dat de staatssecretaris aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • stelt de hoogte van de door de staatssecretaris aan eisers verschuldigde dwangsom als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb vast op € 1.442,-;
  • draagt de staatssecretaris op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eisers te vergoeden;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eisers tot een bedrag van
€ 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.