ECLI:NL:RBDHA:2024:8063

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
NL24.15200
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en verantwoordelijkheidskwestie onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 22 mei 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser, vertegenwoordigd door mr. R. Deniz, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. S.J.R.R. Brock, waarin de asielaanvraag niet in behandeling werd genomen. De staatssecretaris stelde dat Duitsland verantwoordelijk was voor de inhoudelijke behandeling van de aanvraag, omdat een terugnameverzoek tijdig was ingediend.

De rechtbank heeft op 8 mei 2024 de zaak behandeld en vastgesteld dat de staatssecretaris op 23 januari 2024 een terugnameverzoek heeft gedaan, dat door Duitsland op 25 januari 2024 is geaccepteerd. Eiser betoogde dat het terugnameverzoek te laat was ingediend, aangezien de asielaanvraag op 8 november 2023 was gedaan en de termijn voor het indienen van een terugnameverzoek uiterlijk op 13 januari 2024 had moeten zijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris tijdig heeft gehandeld, omdat het verzoek binnen de gestelde termijnen is ingediend.

De rechtbank concludeert dat eiser geen procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep, omdat de staatssecretaris de procedure correct heeft gevolgd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de staatssecretaris in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van de proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.15200

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [v-nummer],
(gemachtigde: mr. R. Deniz),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,

(gemachtigde: mr. S.J.R.R. Brock).

Inleiding

Bij het bestreden besluit van 8 april 2024 heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de inhoudelijke behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
3. De rechtbank heeft het beroep op 8 mei 2024 op zitting behandeld, in Breda. Hieraan hebben de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
5. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft eiser procesbelang bij zijn beroep?
6. De rechtbank moet eerst ambtshalve beoordelen of eiser procesbelang heeft bij het beroep. In zijn bericht van 6 mei 2024 heeft de staatssecretaris gemeld dat eiser de opvanglocatie heeft verlaten en is geregistreerd als met onbekende bestemming vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft meegedeeld dat zij nog contact onderhoudt met eiser en hij momenteel in het ziekenhuis ligt in Amsterdam. Gelet daarop heeft eiser procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen het bestreden besluit.
Is Nederland verantwoordelijk geworden voor de asielaanvraag van eiser omdat de staatssecretaris het terugnameverzoek te laat heeft ingediend bij de Duitse autoriteiten?
7. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de inhoudelijke behandeling daarvan. De staatssecretaris heeft op 23 januari 2024 een terugnameverzoek gedaan op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van de Dublinverordening. [1] Op 25 januari 2024 hebben de autoriteiten van Duitsland dit verzoek geaccepteerd.
8. Eiser stelt zich op het standpunt dat de staatssecretaris het terugnameverzoek te laat heeft ingediend bij de Duitse autoriteiten. De asielaanvraag is gedaan op 8 november 2023 (de datum van de loopbrief). De termijn voor het indienen van een terugnameverzoek vangt vervolgens aan op het moment dat er uiterlijk een Eurodac-treffer [2] had moeten zijn. Dat is 96 uur nadat de asielaanvraag is gedaan, in dit geval is dat 12 november 2023. Dit betekent dat de staatssecretaris het terugnameverzoek uiterlijk 13 januari 2024 had moeten doen. De staatssecretaris heeft dit pas op 23 januari 2024 gedaan. Nederland is daarom volgens eiser verantwoordelijk geworden voor zijn asielaanvraag.
9. De rechtbank stelt vast dat de loopbrief bij de asielaanvraag van 8 november 2023 is en de formele asielaanvraag van 2 december 2023. Op 2 december 2023 heeft ook het Eurodac-onderzoek plaatsgevonden. De Eurodac-treffer is van dezelfde dag.
10. Uit de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van Nederland [3] van 12 januari 2024 [4] volgt dat het niet halen van de in de Eurodacverordening neergelegde termijn voor het nemen en toezenden van vingerafdrukken, niet betekent dat de verantwoordelijkheid voor de behandeling van het asielverzoek is overgegaan op Nederland. Daarnaast volgt uit deze uitspraak dat voor alle verzoeken tot terugname geldt dat ze uiterlijk binnen drie maanden na de indiening van een asielverzoek moeten worden gedaan.
11. Dit betekent dat de staatssecretaris het terugnameverzoek tijdig heeft gedaan. De staatssecretaris heeft de Duitse autoriteiten namelijk op 23 januari 2024, dus binnen twee maanden na de Eurodac-treffer van 2 december 2023 én binnen drie maanden na de asielaanvraag van 8 november 2023, verzocht eiser terug te nemen.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Eurodac is een centrale database met vingerafdrukken van asielzoekers en personen die illegaal de buitengrenzen van het Schengengebied hebben overschreden. Hiermee kunnen landen in de Europese Unie en Schengenlanden vingerafdrukken vergelijken.
3.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.Met het kenmerk: ECLI:NL:RVS:2024:84.