ECLI:NL:RBDHA:2024:8063
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S. Hindriks
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en verantwoordelijkheidskwestie onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 22 mei 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser, vertegenwoordigd door mr. R. Deniz, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. S.J.R.R. Brock, waarin de asielaanvraag niet in behandeling werd genomen. De staatssecretaris stelde dat Duitsland verantwoordelijk was voor de inhoudelijke behandeling van de aanvraag, omdat een terugnameverzoek tijdig was ingediend.
De rechtbank heeft op 8 mei 2024 de zaak behandeld en vastgesteld dat de staatssecretaris op 23 januari 2024 een terugnameverzoek heeft gedaan, dat door Duitsland op 25 januari 2024 is geaccepteerd. Eiser betoogde dat het terugnameverzoek te laat was ingediend, aangezien de asielaanvraag op 8 november 2023 was gedaan en de termijn voor het indienen van een terugnameverzoek uiterlijk op 13 januari 2024 had moeten zijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris tijdig heeft gehandeld, omdat het verzoek binnen de gestelde termijnen is ingediend.
De rechtbank concludeert dat eiser geen procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep, omdat de staatssecretaris de procedure correct heeft gevolgd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de staatssecretaris in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van de proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.