ECLI:NL:RBDHA:2024:8073
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tijdelijke bescherming en verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een vreemdeling die tijdelijke bescherming had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 29 augustus 2023 meegedeeld dat de tijdelijke bescherming van verzoeker zou eindigen. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Echter, op 14 februari 2024 heeft de staatssecretaris het bestreden besluit ingetrokken, waardoor verzoeker zijn verzoek om voorlopige voorziening heeft ingetrokken en tevens verzocht om veroordeling van de staatssecretaris in de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft beoordeeld dat, omdat de staatssecretaris de beëindiging van de tijdelijke bescherming voor alle vreemdelingen in een vergelijkbare situatie had bevroren, verzoeker feitelijk tegemoet was gekomen in zijn verzoek. Dit betekende dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit waren opgeschort. De voorzieningenrechter heeft vervolgens de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten die verzoeker had gemaakt, vastgesteld op € 875, op basis van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, zoals geregeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).