ECLI:NL:RBDHA:2024:8105

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
NL23.2831, NL23.2832 en NL23.2833
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Egyptische koptische christenen met betrekking tot gedwongen besnijdenis en belangen van het kind

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers, een gezin van Egyptische koptische christenen, tegen de afwijzing van hun asielaanvragen. De eisers hebben op 25 februari 2019 aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 4 januari 2023 als ongegrond zijn afgewezen. De rechtbank heeft de beroepen op 27 februari 2024 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder.

Eisers vrezen voor terugkeer naar Egypte vanwege hun geloofsovertuiging en de risico's op vervolging en gedwongen besnijdenis van hun dochters. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de afwijzing van de asielaanvragen zorgvuldig heeft gemotiveerd. De rechtbank stelt vast dat, hoewel eisers koptische christenen zijn, dit niet automatisch leidt tot een reëel risico op vervolging of ernstige schade. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de hoogste bestuursrechter, die bevestigen dat koptische christenen in Egypte over het algemeen geen reële vrees hebben voor vervolging, vooral niet in de grote steden.

De rechtbank concludeert dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat hun dochters een reëel risico lopen op gedwongen besnijdenis. De rechtbank wijst erop dat de ouders in de meeste gevallen de beslissing nemen over besnijdenis en dat de ouders van de minderjarige dochters in dit geval niet willen dat hun dochters besneden worden. De rechtbank oordeelt dat de belangen van de kinderen niet in de weg staan van de terugkeerbesluiten. Uiteindelijk verklaart de rechtbank de beroepen ongegrond en wijst de verzoeken om proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.2831, NL23.2832 en NL23.2833

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiseres 1] , [v-nummer 1] , eiseres 1,

[eiser] ,[v-nummer 2] , eiser,
mede namens hun minderjarige kinderen
[minderjarige 1] ,geboren op [geboortedag 1] 2007 in [geboorteplaats 1] ,
[minderjarige 2] ,geboren op [geboortedag 2] 2013 in [geboorteplaats 2] ,
V-nummers respectievelijk: [v-nummer 3] en [v-nummer 4] , en
[eiseres 2] ,V-nummer: [v-nummer 5] , eiseres 2,
hierna: eisers
(gemachtigde: mr. V.M. Oliana),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Radema).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen. Eisers hebben op 25 februari 2019 aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met de bestreden besluiten van 4 januari 2023 deze aanvragen in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen op 27 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eisers zijn een gezin en hebben allen de Egyptische nationaliteit. Eisers hebben aan hun asielaanvragen ten grondslag gelegd dat zij vrezen voor terugkeer naar Egypte omdat zij koptisch christen zijn. Eiseres 1 en eiser zijn in Egypte namelijk eerder vanwege hun geloofsovertuiging lichamelijk en verbaal lastiggevallen. Bij eiseres 1 is daarbij onder andere sprake geweest van ongewenste aanrakingen. Eiser heeft een incident meegemaakt waarbij op het kruis om zijn nek is gespuugd en hij op zijn hoofd is geslagen met een bijl. Daarnaast vrezen eiser en eiseres 1 dat hun minderjarige dochters en hun meerderjarige dochter, eiseres 2, tegen hun wil besneden zullen worden bij terugkeer. Eiseres 2 heeft verder aangevoerd dat zij bij terugkeer problemen zal ondervinden omdat zij inmiddels verwesterd is.
3. Verweerder gelooft dat eisers koptisch christenen zijn maar dit leidt er niet toe dat zij te vrezen hebben voor vervolging in vluchtelingrechtelijke zin of een reëel risico lopen op ernstige schade. Dat eiseres 2 verwesterd is kan volgens verweerder er ook niet toe leiden dat zij aangemerkt dient te worden als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag [1] of dat zij een reëel risico loopt op ernstige schade. Eisers hebben daarnaast niet aannemelijk gemaakt dat de minderjarige dochters van het gezin en eiseres 2 een reëel risico lopen op ernstige schade vanwege gedwongen besnijdenis.
Waarom zijn eisers het niet eens met de bestreden besluiten?
4. Volgens eisers zijn de bestreden besluiten onzorgvuldig tot stand gekomen en ondeugdelijk gemotiveerd nu in de bestreden besluiten is verwezen naar een uitspraak van de hoogste bestuursrechter, waaruit volgt dat koptisch christenen in het algemeen geen reëel risico lopen op vervolging of een onmenselijke behandeling, maar dat dit risico wel in gebieden buiten de grote steden kan bestaan [2] en eisers afkomstig zijn uit een dorp dat buiten de grote steden ligt. Daarnaast geldt voor eisers het toelatingsbeleid dat gold op het moment dat zij zijn aangekomen in Nederland. In dat kader verwijzen eisers naar een brief van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel van 11 juli 2012, waarin mede is bepaald dat niet van christelijke asielzoekers kan worden verlangd dat zij zich tot de Egyptische autoriteiten wenden voorafgaand aan hun vertrek. Verder verwijzen eisers naar een brief van Vluchtelingenwerk Nederland van 26 oktober 2022, waarin de positie van koptische christenen in Egypte wordt belicht. Bij de beoordeling van het risico op vrouwenbesnijdenis heeft verweerder daarnaast nagelaten informatie uit het thematisch ambtsbericht van juni 2012 [3] te betrekken. Uit dit thematisch ambtsbericht blijkt dat vrouwen die niet zijn besneden door hun omgeving worden gestigmatiseerd en dat het voor alle meisjes en vrouwen in Egypte zeer moeilijk is om zich aan de invloedssfeer van de familie te onttrekken. Gezien het feit dat de kinderen van het gezin de taal niet spreken en het economisch vooruitzicht in Egypte slecht is, heeft verweerder ten onrechte tegengeworpen dat eisers zich op een andere plek in Egypte kunnen vestigen. Eisers kunnen niet anders dan terugkeren naar hun gebied van herkomst in Egypte, een arm en ruraal gebied met grote sociale controle van familie en andere dorpsgenoten. Verweerder heeft bovendien niet voldaan aan zijn verplichting om de belangen van de minderjarige kinderen voorop te stellen bij het opleggen van de terugkeerbesluiten.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Koptisch christenen
5. De rechtbank is van oordeel dat de bestreden besluiten zorgvuldig tot stand zijn gekomen en verweerder deugdelijk heeft gemotiveerd dat eisers niet te vrezen hebben voor vervolging of een reëel risico lopen op ernstige schade omdat zij koptisch christenen zijn. Uit voornoemde uitspraak van de hoogste bestuursrechter volgt namelijk dat koptisch christenen in Egypte over het algemeen, en zeker in de grote steden zoals Caïro, geen reële vrees hebben voor vervolging of een reëel risico lopen op ernstige schade of onmenselijke behandeling. Ook zijn koptisch christenen als geheel niet aangemerkt als risicogroep of groep die systematisch wordt blootgesteld aan vervolging. Het is daarom aan eisers om op basis van hun eigen verklaringen aannemelijk te maken dat zij te vrezen hebben voor vervolging of een reëel risico lopen op ernstige schade vanwege hun geloofsovertuiging. Verweerder heeft terecht overwogen dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat niet langer van voornoemde uitspraak kan worden uitgegaan. De brief van Vluchtelingenwerk Nederland waar eisers naar hebben verwezen heeft verweerder daartoe onvoldoende mogen achten omdat hieruit geen wezenlijk ander beeld naar voren komt dan de informatie die de hoogste bestuursrechter in voornoemde uitspraak heeft betrokken. Daarbij heeft verweerder ook mogen betrekken dat eiseres 1 heeft verklaard tot haar vertrek in Caïro te hebben gewoond. Bovendien heeft de gemachtigde van eisers erkend dat de situatie voor koptische christenen sterk verbeterd is ten opzichte van hun positie in 2012. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder terecht heeft overwogen dat hij de aanvragen niet had moeten toetsen aan het asielbeleid dat gold op het moment van aankomst van eisers in Nederland. Bij de beoordeling van de asielaanvragen dient verweerder immers de behoefte aan internationale bescherming te beoordelen aan de hand van de huidige feiten en omstandigheden.

Gedwongen besnijdenis

6. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de minderjarige dochters van het gezin en eiseres 2 niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij een reëel risico lopen op ernstige schade vanwege gedwongen besnijdenis. Verweerder heeft er in dat kader op mogen wijzen dat uit openbare landeninformatie blijkt dat vrouwenbesnijdenis in Egypte strafbaar is en dat door de Egyptische autoriteiten actief wordt opgetreden tegen vrouwenbesnijdenis. Dat uit de door eisers overgelegde informatie blijkt dat het zeer moeilijk is voor meisjes en vrouwen in Egypte om zich te onttrekken aan de invloedssfeer van de familie leidt niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft in de bestreden besluiten er namelijk op gewezen dat er in Egypte weliswaar sprake is van sociale en patriarchale druk om vrouwen te laten besnijden maar dat dit er in dit geval niet toe leidt dat vrees voor gedwongen besnijdenis aannemelijk is, omdat de ouders in de meeste gevallen bepalen of een meisje besneden wordt en beide ouders in de onderhavige situatie niet willen dat hun dochters besneden worden. Verweerder heeft de stelling niet hoeven volgen dat beide ouders geen weerstand zullen kunnen bieden tegen familiale druk om hun dochters alsnog te laten besnijden. Nu eiser en eiseres 1 al twintig jaar in Nederland verblijven mag verweerder verwachten dat zij in die periode een bewustwordingsproces hebben doorgemaakt wat hun in staat stelt om zich te verzetten tegen de sociale druk op dit vlak. Verweerder heeft er daarnaast op mogen wijzen dat eisers zich op een andere plek binnen Egypte zouden kunnen vestigen dan waar hun familie verblijft, bijvoorbeeld in een van de grote steden waar het risico op vrouwenbesnijdenis kleiner is. Verweerder heeft het standpunt van eisers niet hoeven volgen dat dit niet mogelijk is vanwege de slechte economische situatie in Egypte. In dat verband heeft verweerder terecht opgemerkt dat beide ouders hoogopgeleid zijn en dat zij hier in Nederland jarenlang onder moeilijke omstandigheden in hun eigen onderhoud hebben voorzien. Hieruit blijkt dat eisers in staat zijn om zonder bijstand van familie een zelfstandig bestaan op te bouwen.
Belangen van het kind
7. Nu eisers niet te vrezen hebben voor vervolging in vluchtelingrechtelijke zin of een reëel risico lopen op ernstige schade vanwege hun christelijke achtergrond of gedwongen besnijdenis, is de rechtbank van oordeel dat de belangen van de kinderen het opleggen van de terugkeerbesluiten niet in de weg staan. Eisers hebben geen andere belangen van de kinderen gesteld.

Conclusie en gevolgen

8. Verweerder heeft de aanvragen kunnen afwijzen als ongegrond.
De beroepen zijn ongegrond. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van mr. J.J. Yilmaz, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 januari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:7.
3.Zie het Thematisch Ambtsbericht – Christenen in Egypte van 22 juni 2012.