ECLI:NL:RBDHA:2024:8285
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van verzoeker, die een asielaanvraag had ingediend. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft niet tijdig beslist op deze aanvraag. Op 26 maart 2024 heeft de verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken. Verzoeker heeft echter verzocht om vergoeding van de proceskosten, waarop verweerder heeft aangegeven deze kosten te willen vergoeden.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De relevante artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb regelen de veroordeling van een partij in de proceskosten. Aangezien de verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker door de aanvraag in te willigen, heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toegewezen.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op een vast bedrag van € 437,50, rekening houdend met de wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak van licht gewicht is. Dit bedrag is gebaseerd op de inschakeling van een professionele juridische hulpverlener en de aard van de zaak, die als eenvoudig werd beschouwd. De rechtbank heeft geen andere kosten vastgesteld die voor vergoeding in aanmerking komen. De beslissing is genomen door rechter mr. G.P. Loman, in aanwezigheid van griffier mr. A.W. van Eerden.