ECLI:NL:RBDHA:2024:8286

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
NL 24.11660
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling asielaanvraag van een Georgische eiser met betrekking tot problemen door een seksuele relatie en bedreigingen door een crimineel

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, wordt het beroep van een Georgische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, geboren in 1987, heeft op 6 februari 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die op 11 maart 2024 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 8 april 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als verweerder aanwezig waren.

Eiser heeft eerder, op 14 juli 2023, een asielaanvraag ingediend, die ook was afgewezen. Hij stelt dat hij problemen heeft gekregen in Georgië vanwege zijn seksuele relatie met zijn nicht, die inmiddels zelfmoord heeft gepleegd. Eiser beweert ook dat hij wordt gezocht door een invloedrijke crimineel, [naam 2], vanwege een relatie die hij had met de vrouw van deze crimineel. De rechtbank oordeelt dat de dood van de nicht een nieuw feit is dat relevant is voor de asielaanvraag, maar dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen bescherming kan inroepen van de Georgische autoriteiten.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit vanwege een motiveringsgebrek, maar stelt vast dat de asielaanvraag terecht als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank oordeelt dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims van bedreiging door [naam 2] en dat hij geen concrete stappen heeft ondernomen om bescherming te zoeken bij de Georgische autoriteiten. De rechtbank bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven en veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.750,-. De uitspraak is gedaan door mr. H.J.M. Baldinger en is openbaar gemaakt op 17 april 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam Bestuursrecht zaaknummer: NL24.11660
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], [v] , eiser (gemachtigde: mr. L.J. Meijering),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: [naam 1] ).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt van Georgische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1987. Hij heeft op 6 februari 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 11 maart 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 8 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Achtergrond
2. Eiser heeft eerder, op 14 juli 2023, een asielaanvraag ingediend. Aan die aanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij problemen heeft gekregen met zijn familie en vrienden in Georgië vanwege de seksuele relatie die eiser had met zijn nicht. Eisers nicht is zwanger geraakt en heeft een abortus ondergaan. Eiser stelt mishandeld te zijn en verbannen te zijn door zijn familie en vrienden. Ook legde eiser aan die aanvraag ten grondslag dat hij lijdt aan gezondheids- en mentale klachten. De afwijzing van deze eerste asielaanvraag van eiser staat in rechte vast met de uitspraak van 9 oktober 20231 waarbij eisers beroep ongegrond is verklaard. In die uitspraak is geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij onder één van de uitzonderingscategorieën valt of dat hij komt uit één van de uitzonderingsgebieden. Eiser heeft niet geprobeerd bescherming in te roepen van de autoriteiten van Georgië. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat Georgië ten aanzien van hem verdragsverplichtingen niet nakomt en daarom in zijn geval geen veilig land van
herkomst is. Ten slotte heeft eiser zijn gestelde gezondheids- en mentale klachten niet onderbouwd, aldus de rechtbank in de uitspraak van 9 oktober 2023.
Het asielrelaas
3. Eiser legt aan onderhavige asielaanvraag het volgende ten grondslag. Ten eerste verklaart eiser dat zijn nicht met wie hij een relatie had, waardoor de problemen met zijn familieleden zijn ontstaan, inmiddels zelfmoord heeft gepleegd. Ten tweede verklaart eiser dat hij wordt gezocht door een invloedrijke Georgische crimineel, [naam 2] (hierna: [naam 2] ). In 2022, toen eiser in Polen woonde, heeft eiser vier maanden lang een relatie gehad met de toenmalige echtgenote van deze crimineel. Eiser stelt dat [naam 2] wraak op hem wil nemen.

Het bestreden besluit

4.1
Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. gezocht door invloedrijke crimineel.
Verweerder heeft het eerste element geloofwaardig geacht. Het tweede element vindt verweerder ongeloofwaardig.
4.2
Eisers verklaringen omtrent de dood van zijn nicht heeft verweerder niet aangemerkt als novum. Verweerder stelt zich namelijk op het standpunt dat dit element niet relevant is voor eisers asielaanvraag. Het feit dat eisers nicht inmiddels is overleden betekent immers niet dat er wezenlijk iets veranderd is in eisers situatie, wat betreft de problemen met eisers familieleden. In eisers vorige procedure heeft verweerder zich reeds op het standpunt gesteld dat eiser de bescherming van de autoriteiten van Georgië kan inroepen. Eiser heeft in de huidige procedure geen feiten of omstandigheden aangehaald die daar verandering in brengen.
Beroepsgronden
5.1
Eiser voert in beroep het volgende aan. Eiser stelt dat hij ten aanzien van zijn problemen als gevolg van de relatie met zijn nicht geen bescherming kan krijgen van de Georgische autoriteiten nu het een familie- en eergerelateerde zaak betreft. Eiser wijst in dit kader naar een informatiebrief van Vluchtelingenwerk van 1 april 2024: “Georgië – overheidsbescherming bij familiekwesties en zedenzaken”.
5.2
Eiser vreest bij terugkeer te worden gedood door [naam 2] die personen naar het huis van eiser heeft gestuurd. Dat eiser de bedreigingen van horen zeggen heeft brengt nog niet met zich dat aan die verklaringen geen bewijswaarde toekomt. In dit kader verwijst eiser naar de uitspraak van de Afdeling2 van 8 juni 2017.3
2 Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.3
Eiser voert ten slotte, kort voor zitting, aan dat hij afkomstig is uit Abchazië. Eiser heeft dat niet eerder durven zeggen omdat hij in de war was en bang was om teruggestuurd te zullen worden. Georgië is aangemerkt als veilig land van herkomst, met uitzondering van de gebieden die niet onder de effectieve controle van de centrale autoriteiten staan zoals Abchazië.

Beoordeling door de rechtbank

6.1.1
De rechtbank volgt verweerder niet in het standpunt dat de dood van eisers nicht niet is aan te merken als novum omdat het niet relevant is voor eisers asielaanvraag. De dood van eisers nicht is door verweerder op zich niet ongeloofwaardig bevonden. Ook is dit een nieuw feit omdat het is gebeurd na afronding van eisers vorige asielprocedure. Dit feit heeft in de vorige asielprocedure geen rol gespeeld. Naar het oordeel van de rechtbank is de dood van eisers nicht ook relevant voor eisers asielaanvraag aangezien het verband houdt met één van de relevante elementen in eisers vorige procedure. In de vorige procedure zijn de door eiser gestelde problemen met zijn familieleden naar aanleiding van de relatie die eiser had met zijn nicht door verweerder niet ongeloofwaardig geacht. Dat die problemen zijn verergerd door en sinds de dood van eisers nicht is te zien als een logisch vervolg op de eerdere niet ongeloofwaardig geachte problemen met de familie. Verweerder heeft zich in deze procedure ook niet expliciet op het standpunt gesteld dat de door eiser gestelde verergering van de problemen door de dood van eisers nicht ongeloofwaardig is. De dood van de nicht is dan ook relevant voor de beoordeling van eisers opvolgende asielverzoek en verweerder heeft de dood van eisers nicht dan ook ten onrechte niet aangemerkt als rechtens relevant novum. Dit betekent dat het beroep gegrond is en het bestreden besluit wordt vernietigd vanwege een motiveringsgebrek. Nu de rechtbank echter, zoals in rechtsoverweging 6.1.2 zal worden gemotiveerd, van oordeel is dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen bescherming van de Georgische autoriteiten kan inroepen in het kader van de gestelde problematiek, en het overige dat is aangevoerd ook niet slaagt, zal de rechtbank toepassing geven aan artikel 8:72, derde lid, aanhef onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven.
6.1.2
De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij ten aanzien van de gestelde problematiek met zijn familie vanwege zijn relatie met zijn inmiddels overleden nicht, geen bescherming van de Georgische autoriteiten kan inroepen. De stelling van eiser dat dit indirect te herleiden is uit de overgelegde brief van Vluchtelingenwerk van 1 april 2024 volgt de rechtbank niet. Deze brief gaat namelijk over eergerelateerd geweld ten aanzien van vrouwen, en beschrijft niet de situatie zoals door eiser naar voren is gebracht. Ook de brief van Vluchtelingenwerk van 5 maart 2024 die eiser bij zijn zienswijze heeft overgelegd, betreffende “Georgië – bescherming autoriteiten, rechtsgang, corruptie” kan niet tot een ander oordeel leiden. De rechtbank oordeelt dat deze overgelegde informatie in samenhang bezien niet tot de conclusie kan leiden dat iemand die zich in eisers situatie begeeft niet de bescherming van de Georgische autoriteiten kan inroepen. Daarbij komt dat niet is gebleken dat eiser zich ooit gewend heeft tot de Georgische autoriteiten en verzocht heeft om bescherming, noch dat het inroepen van hulp bij voorbaat zinloos is.
6.2
De rechtbank volgt verweerder ook in het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij wordt bedreigd door [naam 2] . Eiser heeft nooit concrete bedreigingen van deze man ontvangen. Eisers verklaringen dat [naam 2] jongens naar zijn adres in Polen zou hebben gestuurd om hem te zoeken heeft eiser enkel van horen zeggen. Verder blijkt nergens uit dat deze jongens op zoek naar eiser waren om wraak op hem te nemen. Ook blijkt nergens uit dat [naam 2] nog steeds naar eiser op zoek is. Eiser heeft verklaard sinds zijn vertrek uit Polen in 2022 nooit meer iets van [naam 2] vernomen te hebben. Eiser weet niet waar hij is en of hij nog op zoek naar hem is. Eiser brengt de dood van zijn halfbroer in Frankrijk in verband met (zijn problemen met) [naam 2] . Dit baseert eiser naar eigen zeggen echter volledig op vermoedens. Enkel de verklaringen ‘via via’ en van horen zeggen en eisers vermoedens heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende mogen achten om aannemelijk te vinden dat er voor eiser reëel gevaar dreigt vanuit genoemde [naam 2] . De verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling kan eiser naar het oordeel van de rechtbank niet baten. Het gaat bij de beoordeling van de geloofwaardigheid om het maken van een weging van alles wat is aangevoerd. Maar in eisers geval is er behalve de verklaringen ‘van horen zeggen’ en eisers eigen vermoedens omtrent genoemde dreiging niets aangevoerd. De rechtbank verwijst bij dit oordeel naar eisers verklaringen tijdens het Gehoor opvolgende aanvraag op 21 februari 2024:
“Hebt u hiermee alles wat van belang is ten aanzien van de reden of redenen voor uw opvolgende aanvraag aan mij verteld?
Nou, nieuw is dus de dood van mijn broer. Ik heb daarover met een aantal mensen gesproken en ik vermoed, ik weet dat niet zeker, maar ik vermoed dat het te maken heeft met mijn probleem. Mijn broer had ook een asielaanvraag in Frankrijk, hij zat daar ook in de gevangenis dat is dus het eerste.
(…)
Bent u ooit direct door [naam 2] bedreigd?
Ja.
Op welke wijze?
Hij wilde me zien, maar hij wist dat ik in Polen was. toen ben ik uit Polen vertrokken.
Begrijp ik goed dat hij alleen aan u heeft laten weten dat hij u wilde zien?Ja, klopt, hij wilde met mij praten. Hij heeft jongens gestuurd naar waar ik gewoond heb, maar ik was al vertrokken.
Hoe weet u dat hij jongens heeft gestuurd, als u daar niet meer woonde?Er waren daar Georgische mensen die daar werkten. Van hun heb ik het gehoord. Ze hebben gezegd dat ik al vertrokken was. maar waar naartoe wisten ze niet. Ik ben naar Frankrijk vertrokken en daarvandaan naar Nederland.
Heeft u sindsdien iets van hem vernomen?
Ik heb geen contact meer. Toen ik in de opvang zat, wilde ik geen contact meer met Georgiërs. Er zijn veel Georgiërs die crimineel gedrag vertonen. Daarom wil ik geen contact met ze.
Ik herhaal de vraag.
Nee, omdat ik verdwenen ben. Maar ik weet dat hij met mijn broer heeft afgesproken. In de gevangenis hebben ze elkaar gezien. Mijn broer zat in de
gevangenis voor parfum stelen. Hij was 45 jaar oud. Mijn broer wast een harde werker in Georgië.
Waarop baseert u dat de dood van uw halfbroer met [naam 2] te maken heeft?Dat weet ik niet, maar ik weet wel dat hij mij niet vergeeft voor wat ik gedaan heb. Ik denk dat ze van hem mijn verblijfplaats wilden weten, dat weet ik niet zeker. Maar hoe dan ook, hij is hoe dan ook ergens vermoord gevonden.”
6.3
Ten aanzien van de beroepsgrond dat eiser afkomstig is uit Abchazië stelt de rechtbank vast dat eiser deze grond zeer kort voor zitting naar voren heeft gebracht. Conform geldende jurisprudentie is de rechtbank verplicht tot het in beginsel wel betrekken van een achtergehouden nieuw asielmotief in beroep als het in beroep kan worden onderzocht. Echter, in het geval van eiser is deze beroepsgrond enkel bij een stelling gebleven die op geen enkele manier nader is onderbouwd. Er is naast deze zeer kort voor de zitting en met niets onderbouwde stelling verder ook geen enkel concreet en objectief aanknopingspunt in het dossier dat eiser koppelt aan Abchazië. Gelet hierop kan verweerder dit asielmotief niet onderzoeken. De rechtbank volgt verweerder dan ook in het standpunt dat dit asielmotief niet tot een ander oordeel kan leiden.
Conclusie
7.1
Uit het voorgaande volgt dat verweerder de asielaanvraag van eiser terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Gelet op rechtsoverweging 6.1.1 is het beroep gegrond en wordt het bestreden besluit vernietigd. Nu echter uit het voorgaande volgt dat het overige dat is aangevoerd niet slaagt en verweerder de asielaanvraag van eiser terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond, zal de rechtbank toepassing geven aan artikel 8:72, derde lid, aanhef onder a, van de Awb en bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven.
7.2
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, veroordeelt de rechtbank verweerder in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser voor een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J.M. Baldinger, rechter, in aanwezigheid van mr. N.R. Peters, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
17 april 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.