ECLI:NL:RBDHA:2024:830
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Weigering visum voor kort verblijf en niet-ontvankelijkheid verzoek voorlopige voorziening
Op 25 januari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak AWB 23-12696, waarin een verzoek om een voorlopige voorziening werd behandeld. De eiser, een man van Pakistaanse nationaliteit, had een verzoek ingediend tegen de weigering van een visum voor kort verblijf. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat de eiser het verschuldigde griffierecht van € 184 niet tijdig had betaald. De griffier had de eiser per aangetekende brief op 3 november 2023 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen twee weken te voldoen, maar de betaling was uitgebleven. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen verontschuldiging was voor het niet tijdig betalen van het griffierecht, waardoor het verzoek niet inhoudelijk kon worden beoordeeld. De uitspraak werd gedaan zonder zitting, conform artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter verklaarde het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.