ECLI:NL:RBDHA:2024:8386

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
10535531 MB VERZ 23-20489
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak na ongegronde wraking in verkeersboetezaak met administratief beroep

In deze zaak heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een verkeersboetezaak waarbij betrokkene een boete van € 109,- was opgelegd voor feitcode K150C. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep kennelijk niet-ontvankelijk had verklaard. De gemachtigde van betrokkene heeft de kantonrechter gewraakt tijdens de zitting op 20 december 2023, wat leidde tot schorsing van het onderzoek. De wrakingskamer heeft op 26 februari 2024 het verzoek tot wraking deels niet-ontvankelijk en voor het overige ongegrond verklaard.

De tweede zitting vond plaats op 23 mei 2024, waarbij de gemachtigde niet aanwezig was, maar wel correct was opgeroepen. De vertegenwoordiger van de officier van justitie was wel aanwezig. De vertegenwoordiger stelde dat het adres op de machtiging afweek van het woonadres van betrokkene, wat volgens hem de reden was voor de niet-ontvankelijkheid van het administratief beroep. De kantonrechter oordeelde echter dat de machtiging voldoende was en dat de officier van justitie het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard.

De kantonrechter constateerde dat de redelijke termijn van twee jaar was overschreden, maar dat deze overschrijding minder dan een maand bedroeg. Daarom volstond de kantonrechter met de constatering van de schending zonder verdere gevolgen. Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het kantonberoep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en verklaarde het administratief beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat er geen sprake was van onrechtmatigheid aan de zijde van het bestuursorgaan.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats Den Haag
CJIB-nummer: [nummer]
Registratienummer team straf: 10535531 MB VERZ 23-20489
Uitspraakdatum : 29 mei 2024
Beslissing van de kantonrechter, tevens houdende het opgemaakte proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
wonende dan wel gevestigd te: [postcode] [plaats]
[adres] , nader ook te noemen: betrokkene
Gemachtigde: mr. B. de Jong (Skandara)

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een verkeersboete opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zitting was op 20 december 2023 in Gouda. De gemachtigde en de vertegenwoordiger van de officier van justitie (vertegenwoordiger) waren er. Bij die gelegenheid heeft de gemachtigde de kantonrechter gewraakt. Het onderzoek is vervolgens geschorst. Het proces-verbaal van die zitting wordt hier herhaald en ingelast.
Bij beslissing van 26 februari 2024 heeft de wrakingskamer van deze rechtbank het verzoek deels niet-ontvankelijk en voor het overige ongegrond verklaard.
De tweede zitting was op 23 mei 2024 in Den Haag. De gemachtigde was er niet, maar wel correct opgeroepen. De vertegenwoordiger was er wel. De zaak is voortgezet in de stand van het geding.

Overwegingen

Verkeersboete
Het gaat om een bedrag van € 109,- (inclusief administratiekosten) voor feitcode K150C.
Gronden en standpunten
De gemachtigde heeft verschillende beroepsgronden aangevoerd:
  • De officier van justitie heeft het administratief beroep ten-onrechte niet-ontvankelijk verklaard vanwege het ontbreken van een deugdelijke machtiging;
  • Betrokkene heeft de gedraging niet verricht;
  • De redelijke termijn is overschreden.
Ter zitting heeft de vertegenwoordiger zich op het standpunt gesteld dat het adres op de machtiging afwijkt van het woonadres van betrokkene. Daarom is het administratief beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard. Bij een inhoudelijke afdoening van de zaak voert de vertegenwoordiger aan dat uit het zaakoverzicht duidelijk blijkt dat de gedraging is verricht. Verder is de redelijke termijn overschreden. Dit moet leiden tot matiging van de verkeersboete met 25%. De vertegenwoordiger verzet zich wel tegen toekenning van een proceskostenvergoeding. Er is geen sprake van een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
Oordeel
De kantonrechter acht de machtiging voldoende toereikend. Het enkele gegeven dat het daarop vermelde adres niet overeenkomt met het woonadres van betrokkene is geen reden om aan de deugdelijkheid van de machtiging te twijfelen. De officier van justitie heeft het administratief beroep ten onrechte kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De beroepsgrond slaagt.
De kantonrechter oordeelt als volgt over de gronden tegen de verkeersboete.
In het zaakoverzicht zit een verklaring van een verbalisant. Die verklaring is voldoende duidelijk en concreet. De kantonrechter is van oordeel dat de gedraging is verricht. Zie ECLI:NL:GHARL:2023:6445. De beroepsgrond slaagt niet.
Betrokkene is op 10 december 2021 staande gehouden. De redelijke termijn van twee jaar is toen aangevangen en op 10 december 2023 geëindigd. De eerste zitting was op 20 december 2023. De kantonrechter had toen mondeling uitspraak kunnen doen, maar de gemachtigde heeft hem toen – vruchteloos – gewraakt. Dat vervolgens een tweede zitting moest worden ingepland, komt voor rekening en risico van betrokkene. De kantonrechter gaat er dus van uit dat de redelijke termijn met 10 dagen is overschreden. Hij is van oordeel dat kan worden volstaan met de constatering dat daarvan sprake is. De overschrijding van de redelijke termijn bedraagt namelijk minder dan 1 maand. De kantonrechter vindt voor dit oordeel steun in het arrest van de Hoge Raad van 26 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:492, onder 3.2. De beroepsgrond slaagt niet.
Het kantonberoep is gegrond. De beslissing van de officier van justitie moet worden vernietigd. Het administratief beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het kantonberoep gegrond;
  • vernietigt de beslissing van de officier van justitie;
  • verklaart het administratief beroep ongegrond.
Dit is de uitspraak van mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, kantonrechter, bijgestaan door
S.S.J. Hausil, griffier en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.