ECLI:NL:RBDHA:2024:8392
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, een Eritrese man, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 12 maart 2024 niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 16 april 2024, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. C.J. Ullersma, en een tolk, G. Ogba Michael, aanwezig was. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, M. Gündoğdu. Tijdens de zitting heeft de voorzieningenrechter de zaak samen met een andere zaak (NL24.12085) behandeld. De rechtbank heeft in de andere zaak op dezelfde dag uitspraak gedaan, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening in deze zaak verviel.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, in aanwezigheid van griffier mr. M.A.W.M. Engels, en is openbaar gemaakt op 1 mei 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.