ECLI:NL:RBDHA:2024:863

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
NL23.27061
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking tijdelijke bescherming voor Oekraïense derdelanders en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 januari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de intrekking van tijdelijke bescherming voor een verzoeker uit Oekraïne. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 1 september 2023 besloten dat de verzoeker niet langer recht had op tijdelijke bescherming. Hiertegen heeft de verzoeker beroep ingesteld en tevens verzocht om een voorlopige voorziening. Later heeft de verzoeker zowel het beroep als het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, met het verzoek om vergoeding van de proceskosten door de staatssecretaris.

De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. De staatssecretaris heeft aangegeven geen aanleiding te zien voor een proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel de staatssecretaris niet tegemoet is gekomen aan het beroep, er wel aanleiding is om de proceskosten te vergoeden die de verzoeker heeft moeten maken voor het indienen van het verzoek om voorlopige voorziening.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris op 2 september 2023 de gevolgen van de besluiten tot beëindiging van het recht op tijdelijke bescherming heeft bevroren voor alle vreemdelingen in een vergelijkbare situatie. Dit wordt door de rechtbank gezien als een voorlopige maatregel, waardoor de verzoeker recht heeft op een proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 875,-, waarbij 1 punt is toegekend voor het indienen van het verzoek om voorlopige voorziening. De uitspraak is openbaar gemaakt en de verzoeker is geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.27061

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. I. Petkovski),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. B.W. Zagers).

Procesverloop

In het besluit van 1 september 2023 (bestreden besluit) heeft verweerder besloten dat verzoeker niet langer recht heeft op tijdelijke bescherming.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (zaaknummer NL23.27061) Ook heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (zaaknummer NL23.27062).
Verzoeker heeft het beroep en het verzoek ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft de rechtbank meegedeeld dat hij geen aanleiding ziet voor een proceskostenvergoeding.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Voor zover verzoeker heeft verzocht om vergoeding van de proceskosten in beroep omdat verweerder zou zijn tegemoetgekomen wijst de rechtbank dat verzoek af. Verweerder is immers niet tegemoetgekomen aan het beroep en heeft het bestreden besluit gehandhaafd. De rechtbank ziet in dit geval echter aanleiding om over te gaan tot een vergoeding van de proceskosten die verzoeker heeft moeten maken voor het indienen van het verzoek om voorlopige voorziening. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) wordt geheel of gedeeltelijk tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a, indien het bestuursorgaan de tenuitvoerlegging van het primaire besluit voorlopig opschort, dan wel anderszins de voorlopige maatregel neemt waartoe het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening strekt. De staatssecretaris heeft op 2 september 2023 besloten de gevolgen van de besluiten tot beëindiging van het recht op tijdelijke bescherming te bevriezen voor alle vreemdelingen die in een vergelijkbare situatie verkeren. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee de voorlopige maatregel getroffen waar ook in het verzoek om is gevraagd. [1]
4. De rechtbank stelt de proceskostenvergoeding op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 875,-. Toegekend wordt 1 punt voor het indienen van het verzoek om voorlopige voorziening.

Beslissing

De rechtbank:
  • wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten toe;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van
€ 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, rechter, in aanwezigheid van mr. R.E.J. Jansen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.zie de uitspraak van de Afdeling van 7 november 2000, ECLI:NL:RVS:2000:AA8952 en van 24 januari 2007, ECLI:NL:RVS:2007:AZ7413