ECLI:NL:RBDHA:2024:8650
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Einde tijdelijke bescherming voor Oekraïense derdelanders en proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. K. Ramdhan, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd meegedeeld dat haar tijdelijke bescherming op basis van de Richtlijn 2001/55/EG zou eindigen. Verzoekster vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit opgeschort zouden worden totdat op het beroep was beslist.
Echter, op 6 september 2023 heeft de staatssecretaris aan verzoekster meegedeeld dat zij toch tijdelijk langer in Nederland mocht verblijven, omdat de staatssecretaris de gevolgen van het beëindigen van de tijdelijke bescherming voor de gehele groep derdelanders met tijdelijk verblijfsrecht in Oekraïne had bevroren. Hierdoor trok verzoekster haar verzoek om een voorlopige voorziening in, maar vroeg zij wel om een veroordeling van de staatssecretaris in de proceskosten.
De voorzieningenrechter oordeelde dat, aangezien de staatssecretaris tegemoet was gekomen aan het verzoek van verzoekster door haar langer verblijf in Nederland toe te staan, verzoekster had bereikt wat zij wilde. De voorzieningenrechter heeft de staatssecretaris vervolgens veroordeeld in de proceskosten, vastgesteld op € 875, op basis van de door verzoekster gemaakte kosten voor rechtsbijstand. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.