Beoordeling door de rechtbank
1. Eisers zijn geboren op respectievelijk [geboortedag] 1976, [geboortedag] 1978 en [geboortedag] 2002 en hebben de Afghaanse nationaliteit. Zij wonen in Iran. Eisers zijn respectievelijk de vader, moeder en zus van [naam] . Hij treedt in deze procedure op als referent. Dit betekent dat hij bij verweerder een aanvraag heeft ingediend om eisers naar Nederland te laten komen. Referent heeft op 21 november 2019 een asielvergunning gekregen in Nederland.
2. Op 31 december 2019 heeft referent een aanvraag ingediend om verlening van een mvv in het kader van nareis. Een mvv is een soort inreisvisum. Verweerder heeft bij besluit van 29 mei 2020 deze aanvraag afgewezen, omdat de identiteit van eisers niet aannemelijk was gemaakt en de familierechtelijke relatie tussen eisers en referent niet was aangetoond.
3. Op 11 augustus 2021 heeft referent nieuwe aanvragen ingediend om verlening van een mvv aan eisers. In de besluiten van 21 september 2022 (de primaire besluiten) heeft verweerder deze aanvragen afgewezen. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen deze primaire besluiten ongegrond verklaard. De familierechtelijke relatie tussen eisers en referent is niet met documenten onderbouwd, maar verweerder geeft op dit punt het voordeel van de twijfel omdat eisers en referent een verwantschapsonderzoek door Verilabs hebben laten uitvoeren. Volgens verweerder is nader onderzoek naar de identiteit van eisers niet nodig, omdat dit de uitkomst van de aanvragen niet anders maakt. Verweerder overweegt dat het jongvolwassenenbeleid in dit geval niet van toepassing is, nu referent stappen naar zelfstandigheid heeft gezet. Ook is er volgens verweerder geen meer dan gebruikelijke afhankelijkheid tussen eisers en referent. Ten slotte vindt verweerder dat het individuele belang van eisers om bij referent in Nederland te verblijven niet opweegt tegen het algemene belang van de Nederlandse Staat.
4. Eisers zijn het niet eens met het bestreden besluit. Zij voeren aan dat het jongvolwassenenbeleid wel van toepassing is. Referent is als alleenstaande minderjarige vreemdeling naar Nederland gevlucht. Dat referent stappen naar zelfstandigheid heeft gezet mag hem niet worden tegengeworpen. In dat kader heeft verweerder te weinig rekening gehouden met de omstandigheden dat eisers gedwongen zijn gescheiden van referent omdat hij moest vluchten en dat referent in 2021 zelfstandig moest gaan wonen omdat de opvang en begeleiding stopte. Daarnaast heeft verweerder ten onrechte overwogen dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid tussen eisers en referent. In dat verband heeft verweerder geen rekening gehouden met de omstandigheid dat referent op 31 december 2019 een aanvraag om een mvv in het kader van nareis heeft ingediend,maar deze aanvraag is afgewezen omdat hij op dat moment niet wist waar zijn familieleden verbleven. Ook heeft verweerder niet meegewogen dat referent psychische klachten heeft naar aanleiding van het gemis van eisers. Ook eisers hebben psychische klachten. Tot slot voeren eisers aan dat de belangenafweging onvoldoende zorgvuldig en onvoldoende gemotiveerd is uitgevoerd.
5. In het verweerschrift heeft verweerder meegedeeld dat het bestreden besluit volgens hem juist is. Er wordt niet voldaan aan de vereisten van het jongvolwassenenbeleid. Ook is er geen sprake van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid. Verweerder heeft de in beroep aangehaalde omstandigheden betrokken bij zijn besluitvorming. Referent heeft sinds zijn verblijf in Nederland stappen gezet naar zelfstandigheid. Zo heeft hij gestudeerd, gewerkt, woont hij zelfstandig en is hij zelfstandig naar Iran gereisd om eisers te vinden. Referent houdt zich zelfstandig staande in de Nederlandse maatschappij. Zijn psychische klachten zijn bovendien pas ontstaan eind 2021, toen hij al geruime tijd in Nederland verbleef.
De rechtbank oordeelt als volgt.
6. Iedereen heeft recht op respect voor zijn familie- en gezinsleven. Dat staat in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
7. In het geval van meerderjarigen is sprake van beschermenswaardig familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM als tussen hen een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid bestaat (additional elements of dependancy involving more than the normal emotional ties). Of een dergelijke afhankelijkheid aanwezig is, moet van geval tot geval worden beoordeeld aan de hand van alle relevante feitelijke omstandigheden. Daarbij mag geen doorslaggevend gewicht worden toegekend aan de vraag of sprake is van exclusieve afhankelijkheid. Dit staat in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 4 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1003. 8. Beschermenswaardig familieleven tussen een ouder en een meerderjarig kind kan, zonder dat er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid, uitsluitend worden aangenomen als het meerderjarige kind jongvolwassen is, met de ouder(s) in gezinsverband samenleeft, niet in zijn eigen onderhoud voorziet en geen zelfstandig gezin heeft gevormd door het aangaan van een huwelijk of een relatie. Dit wordt het jongvolwassenenbeleid genoemd en staat vermeld in onderdeel B7/3.8.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
9. Ten tijde van het bestreden besluit gold daarnaast dat ongeacht de vraag of er beschermenswaardig familieleven aanwezig is een belangenafweging moet worden gemaakt. In een dergelijke belangenafweging moet een goed evenwicht (fair balance) worden gevonden tussen de belangen van de vreemdeling enerzijds, en die van de Nederlandse Staat anderzijds. Ook hierbij moeten alle relevante omstandigheden van het individuele geval worden betrokken. Dit is nu echter anders. In de uitspraak van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1188, heeft de Afdeling namelijk geoordeeld dat wanneer na een volledige beoordeling blijkt dat er geen beschermenswaardig familieleven aanwezig is geen belangenafweging meer hoeft te worden verricht. 10. De bestuursrechter moet kijken naar de feiten en omstandigheden zoals die waren ten tijde van het bestreden besluit (
ex tunc-toetsing). De bestuursrechter toetst zonder terughoudendheid, met andere woorden: volledig, of alle relevante omstandigheden in de beoordeling zijn betrokken. De bestuursrechter toetst met enige terughoudendheid of het samenstel van deze omstandigheden heeft geleid tot een juiste conclusie over het familieleven. Dit komt doordat verweerder hierbij beoordelingsruimte heeft (
margin of appreciation).
Bespreking van de beroepsgronden
11. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd waarom referent niet valt onder het jongvolwassenenbeleid. Hoewel referent ten tijde van de aanvraag jongvolwassene was, is niet in geschil dat referent inmiddels al enkele jaren zelfstandig in Nederland woont. Dat referent noodgedwongen uit Iran is vertrokken, betekent niet dat verweerder niet mag tegenwerpen dat hij sindsdien stappen naar zelfstandigheid heeft gezet, te meer nu referent tijdens het gehoor van 30 augustus 2022 heeft verklaard dat het zelfstandig wonen over het algemeen goed gaat en hij voor zichzelf kan zorgen. Ook heeft referent in zijn eigen levensonderhoud voorzien. Referent heeft namelijk gestudeerd en gewerkt in een restaurant, in de logistiek, als elektricien en als koerier. Het feit dat referent sinds eind 2021 psychische klachten heeft en als gevolg van deze klachten is gestopt met werken, leidt niet tot een ander oordeel over zijn zelfstandigheid. Verweerder heeft bovendien niet ten onrechte gesteld dat referent voor het ontstaan van deze klachten ook al meerdere jaren was gescheiden van eisers en in Nederland verbleef. Daarnaast heeft verweerder kunnen overwegen dat uit de omstandigheid dat referent zelfstandig naar Iran is gereisd om eisers te vinden eveneens een grote mate van zelfstandigheid blijkt.
12. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder alle relevante omstandigheden bij zijn beoordeling heeft betrokken en heeft mogen concluderen dat geen sprake is van meer dan gebruikelijke afhankelijkheid tussen eisers en referent. Verweerder heeft niet ten onrechte aan eisers tegengeworpen dat zij sinds 2015 gescheiden van referent wonen en dat referent sinds 2021 zelfstandig woont. Dat het vertrek van referent uit Iran onvrijwillig was, leidt niet tot een ander oordeel. Sinds 2015 wonen referent en eisers niet meer in gezinsverband samen en de intensiteit van het gezinsleven is daardoor, hoewel noodgedwongen, afgenomen.
13. Eveneens heeft verweerder kunnen overwegen dat referent niet financieel afhankelijk is van eisers. Voor zover referent stelt dat hij eisers financieel ondersteunt, heeft verweerder terecht opgemerkt dat deze gestelde financiële ondersteuning niet met stukken is onderbouwd. Bovendien heeft verweerder kunnen overwegen dat deze financiële ondersteuning op afstand kan worden voortgezet.
14. Ten aanzien van de medische problemen van referent, heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat uit het medisch dossier van referent niet blijkt dat referent niet in staat is om zonder eisers zelfstandig te functioneren. In dat verband heeft verweerder eveneens terecht opgemerkt dat referent onder behandeling staat bij een psycholoog, psychiater en fysiotherapeut, dat de psychische klachten van referent zijn ontstaan toen hij al enige tijd in Nederland verbleef en dat referent tijdens de hoorzitting van 29 november 2023 heeft verklaard dat zijn medicatie mogelijk zou worden afgebouwd zodat hij weer kan werken. Daarnaast heeft verweerder kunnen overwegen dat niet is gebleken dat eisers medische zorg nodig hebben waarvan zij in het bijzonder afhankelijk zijn van referent, nu geen (medische) documenten zijn overgelegd die deze stelling onderbouwen.
15. Voor zover wordt gesteld dat referent in emotionele zin afhankelijk is van eisers en hij eisers erg mist, heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat dit duidt op een normale band tussen gezinsleden en dit niet betekent dat sprake is van meer dan gebruikelijke afhankelijkheid. Eveneens heeft verweerder kunnen overwegen dat de emotionele ondersteuning tussen eisers en referent op afstand en door de bezoeken van referent aan eisers kan worden voortgezet.
16. Tot slot geeft de omstandigheid dat referent in 2020 een aanvraag om een mvv in het kader van nareis heeft ingediend blijk van referent zijn wens dat eisers bij hem in Nederland komen wonen, maar verweerder heeft in de indiening van deze aanvraag geen aanleiding hoeven zien om een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid aan te nemen.
17. Verweerder heeft gelet op het voorgaande niet ten onrechte overwogen dat er in dit geval geen sprake is van beschermenswaardig gezinsleven. Gelet op de hiervoor onder 10 aangehaalde uitspraak, komt de rechtbank niet meer toe aan de beroepsgronden over de belangenafweging.