ECLI:NL:RBDHA:2024:8740
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag van Soedanese eiser in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van een Soedanese eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die stelt de Soedanese nationaliteit te hebben en geboren te zijn in 1989, diende op 18 december 2023 een asielaanvraag in. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 23 april 2024 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk volgens de staatssecretaris verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 14 mei 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris en een tolk.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat betekent dat hij ervan uit mag gaan dat andere lidstaten, zoals Frankrijk, het EU-recht en de grondrechten respecteren. Eiser heeft niet aangetoond dat hij bij overdracht aan Frankrijk een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigen dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel nog steeds van toepassing is op Frankrijk.
Eiser heeft ook aangevoerd dat zijn moeder in Nederland medische hulp nodig heeft en dat hij op grond van artikel 16 van de Dublinverordening bij haar moet blijven. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een afhankelijkheidsrelatie bestaat die toepassing van artikel 16 rechtvaardigt. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser terecht niet in behandeling heeft genomen en dat eiser zal worden overgedragen aan Frankrijk. Het beroep wordt ongegrond verklaard en eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.