In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. N. Akbalik, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De rechtbank, zittingsplaats Utrecht, heeft op 22 mei 2024 uitspraak gedaan. Eiser had eerder een uitspraak van de rechtbank Arnhem ontvangen, waarin was bepaald dat verweerder binnen zeven weken na 16 augustus 2023 moest beslissen op de asielaanvraag. Aangezien verweerder deze termijn niet heeft nageleefd, heeft eiser beroep ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ingebrekestelling niet nodig was, omdat er al een uitdrukkelijke termijn was gesteld in de eerdere uitspraak. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat verweerder geen besluit heeft genomen op de aanvraag van eiser. De rechtbank heeft verweerder een termijn van twee weken opgelegd om alsnog een besluit te nemen. Indien verweerder deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 200,- per dag betalen, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 437,50.