ECLI:NL:RBDHA:2024:8778
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiser, van Syrische nationaliteit, heeft zijn aanvraag ingediend, maar de staatssecretaris heeft deze niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 14 mei 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen. Eiser heeft aangevoerd dat hij nooit zijn intentie heeft geuit om asiel aan te vragen in Kroatië en dat hij daar niet geregistreerd is. De rechtbank wijst echter op de Eurodac-registratie, waaruit blijkt dat eiser wel degelijk geregistreerd staat als iemand die een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend in Kroatië. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat hij geen asielaanvraag heeft ingediend, omdat de Eurodac-informatie betrouwbaar is en de staatssecretaris op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan van de juistheid van deze informatie.
Eiser heeft ook aangevoerd dat de opvang in Kroatië slecht is en dat hij daar risico loopt op een behandeling die in strijd is met zijn mensenrechten. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris op basis van eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, tenzij eiser overtuigend bewijs levert van ernstige tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem in Kroatië. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij overdracht aan Kroatië een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met de Europese mensenrechten.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de asielaanvraag van eiser terecht niet in behandeling is genomen en dat hij kan worden overgedragen aan Kroatië. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.