ECLI:NL:RBDHA:2024:8848

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
7 juni 2024
Zaaknummer
24.4555
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens niet tijdig betalen van griffierecht

In deze zaak heeft eiser, geboren op een onbekende datum en van Pakistaanse nationaliteit, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 22 juni 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid in het kader van nareis. Eiser stelde dat de staatssecretaris niet tijdig had beslist op zijn aanvraag en heeft de staatssecretaris in gebreke gesteld op 22 januari 2024. Vervolgens heeft eiser op 7 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiser was verplicht griffierecht te betalen, zoals vermeld in artikel 8:41 van de Awb, en het griffierecht bedroeg € 187,-. Eiser heeft echter het griffierecht niet op tijd betaald en heeft geen geldige reden gegeven voor dit verzuim. De griffier heeft eiser op 6 mei 2024 geïnformeerd over de betalingsonmacht en eiser kreeg de kans om binnen twee weken te reageren. Aangezien eiser niet heeft gereageerd en het griffierecht niet tijdig heeft betaald, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.

De rechtbank heeft besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier. Eiser kan binnen 6 weken na de verzenddatum van deze uitspraak een verzetschrift indienen als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.4555

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

geboren op [geboortedatum],
van Pakistaanse nationaliteit,
v-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. M. Rasul),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op de aanvraag van 22 juni 2023.
Eiser heeft op 22 juni 2023 een aanvraag ingediend om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij [naam] in het kader van nareis.
Bij brief van 22 januari 2024 heeft eiser de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn/haar aanvraag.
Eiser heeft vervolgens op 7 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, van de Awb. In dit geval is het griffierecht € 187,-.
3. Als het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald, is de hoofdregel dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het griffierecht niet is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. Op 6 mei 2024 heeft de griffier een brief naar eiseres verstuurd omtrent een beroep op betalingsonmacht. Eiseres is in de gelegenheid gesteld binnen twee weken na de datum van verzending van betreffende brief op de brief te reageren. Eiseres heeft niet van zich laten horen. De griffier heeft daarom bij brief van 22 mei 2024 eiser in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief.
5. Eiser heeft het griffierecht niet (op tijd) betaald. Eiser heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.
6. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
7.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier.
Een afschrift van deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.