ECLI:NL:RBDHA:2024:9005
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- D. Bruinse - Pot
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 7 juni 2024, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is opgelegd op 8 april 2024 op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. S. Akkas, heeft eerder beroep aangetekend, waarover op 22 april 2024 is beslist. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft een voortgangsrapportage overgelegd, waar eiser op heeft gereageerd. De rechtbank heeft het vooronderzoek op 31 mei 2024 gesloten en besloten dat de zaak niet op een zitting wordt behandeld.
De rechtbank toetst of het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is, aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. De staatssecretaris heeft voldoende voortvarend gehandeld bij het boeken van een vlucht naar Egypte, ondanks de kritiek van eiser dat er te lang gewacht is met het boeken van de vlucht. De rechtbank oordeelt dat de termijn van twee weken voor het boeken van de vlucht niet onredelijk is, gezien de noodzaak van een laissez-passer van de Egyptische autoriteiten.
De rechtbank komt tot de conclusie dat er geen grond is om te oordelen dat de rechtmatigheidsvoorwaarden voor de maatregel van bewaring niet zijn voldaan. Het beroep wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.