Op 11 juni 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de zaken met de nummers NL24.17629, NL24.17633, NL24.17631, NL24.17635 en NL24.17638. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 22 april 2024 de aanvragen van de verzoekers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard. De verzoekers, die van Syrische nationaliteit zijn, hebben hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op 28 mei 2024 de verzoeken behandeld, waarbij de verzoekers werden bijgestaan door hun gemachtigde, mr. W.J. Rohlof, en de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. M. Gündoğdu. Tijdens de zitting is ook een tolk, Y. Tariyeh, aanwezig geweest.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de verzoekers van Syrische nationaliteit zijn en dat zij op verschillende data zijn geboren. De rechtbank heeft op dezelfde dag uitspraak gedaan in de bodemzaken met de nummers NL24.17628, NL24.17632, NL24.17630, NL24.17634 en NL24.17637, waardoor de voorlopige voorziening niet meer nodig was. De verzoeken om voorlopige voorziening zijn dan ook afgewezen.
Wel heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoekers, die zijn vastgesteld op € 875,00. Deze kosten zijn berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de rechtsbijstand die door een derde beroepsmatig is verleend. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.