ECLI:NL:RBDHA:2024:9402
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard
In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. G. Ocak, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen geen zitting nodig achtten en het onderzoek heeft gesloten zonder verdere behandeling.
Eiser had zijn aanvraag op 21 november 2022 ingediend. Na vaststelling van zijn meerderjarigheid op 17 januari 2023, heeft de Staatssecretaris op 18 januari 2023 Italië verzocht om eiser terug te nemen op basis van de Dublinverordening. Dit verzoek werd door de Italiaanse autoriteiten op 19 maart 2023 (fictief) geaccepteerd. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 april 2023, waarin werd vastgesteld dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Italië niet langer kan worden gehanteerd.
De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, omdat het voor de Staatssecretaris duidelijk was dat een overdracht aan Italië niet mogelijk was. Tevens is er een besluit van 27 september 2022 van kracht dat de beslistermijnen voor asielaanvragen met negen maanden heeft verlengd. Hierdoor was de termijn voor het beslissen op de aanvraag van eiser nog niet verstreken op het moment dat hij op 6 maart 2024 een ingebrekestelling indiende. De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling prematuur was, waardoor niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van beroep op grond van het niet tijdig beslissen.
Daarom verklaart de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, en is openbaar gemaakt op 29 mei 2024.